Jurisprudentie Raad van Tucht

Datum Samenvatting
06-01-2023
  • De door klaagster gewraakte handelingen hebben betrekking op werkzaamheden die verweerder heeft verricht voorafgaand aan zijn lidmaatschap bij de NOB. De Raad van Tucht oordeelt dat hij daarom niet aan de inhoudelijke behandeling van de klacht toekomt.
  • Het Register Belastingadviseurs, waar verweerder lid van was ten tijde van het verrichten van de gewraakte handelingen, neemt geen klachten tegen verweerder in behandeling omdat hij daar geen lid meer is. Dit heeft niet tot gevolg dat de Raad van Tucht de gewraakte handelingen kan beoordelen.

 

23-12-2022
  • De enkele omstandigheid dat een strafbeschikking tegen een NOB-lid is uitgevaardigd, die onherroepelijk is, is onvoldoende om op grond daarvan het lidmaatschap van de NOB te beëindigen. In casu is de gegrondheid van de strafbeschikking, alsmede de in de strafbeschikking beboete gedraging - het opzettelijk aan de Belastingdienst verstrekken van onjuiste en onvolledige informatie in de zin van artikel 47 AWR met betrekking tot de administratie van een maatschap - niet door een rechter beoordeeld.
  • In de tussenuitspraak oordeelt de Raad van Tucht dat van een NOB-lid mag worden verlangd dat hij in de tuchtrechtelijke procedure volledige transparantie betracht door alle stukken uit het (proces)dossier over te leggen waarop de beschuldiging en strafbeschikking zijn gebaseerd, zodat de Raad van Tucht een onafhankelijk oordeel kan geven of het aan de strafbeschikking ten grondslag liggende handelen in strijd is met de eer en waardigheid van het beroep als bedoeld in artikel 1 van het RBU. 
  • Frustreren van het tuchtrecht is dermate laakbaar dat de zwaarste maatregel – ontzetting uit het lidmaatschap van de NOB – passend en geboden is. De Raad van Tucht stelt verweerder in de tussenuitspraak een termijn om alsnog de relevante stukken te verstrekken.
  • Toetsingskader bij ontbreken cliëntrelatie.
  • De Raad van Tucht beoordeelt de klacht voor zover deze ziet op de gedragingen die ten grondslag liggen aan de strafbeschikking. De vraag of een administratie in de zin van artikel 52 AWR moet worden gevoerd en zo ja, welke eisen daaraan moeten worden gesteld, vergt een toetsing van fiscaalrechtelijke aard, en daartoe is de Raad van Tucht niet bevoegd.
  • De Raad van Tucht oordeelt dat sprake is van door of namens verweerder bewust en bij herhaling jegens de Belastingdienst niet eerlijk verklaren over wat en hoe voor zijn maatschap is geadministreerd alsmede over de beschikbaarheid van het geadministreerde. Dit handelen is zo zeer in strijd met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur dat de beroepsgroep hierdoor in diskrediet is gebracht. Schending van artikel 1 van het RBU. De door verweerder aangevoerde argumenten kunnen niet de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid van het handelen wegnemen.
  • Omstandigheden die wel en niet zijn meegewogen bij het, ondanks de ernst van het bij herhaling tuchtrechtelijk laakbaar foutief informeren van de Belastingdienst, opleggen van een schriftelijke berisping.
  • Het Reglement Tuchtzaken geeft geen ruimte om de geanonimiseerde uitspraak niet op de website van de NOB te publiceren.
21-12-2022
  • Bevoegdheid RvT is gegeven als een klacht tegen een NOB-lid is ingediend wegens handelen in strijd met de eer en waardigheid van het beroep.
  • De klacht is ontvankelijk, omdat sprake is van handelen door verweerder in de zin van artikel 2, lid 1, van het Reglement Tuchtzaken en omdat de ingediende klacht het eigen belang van
  • klager betreft.
  • Toetsingskader bij afwezigheid cliëntrelatie en bij handelen in andere hoedanigheid dan belastingadviseur.
  • Het laakbaar handelen dat verweerder in de klachtprocedure tegen klager bij de Raad van Tucht van het Register Belastingadviseurs wordt verweten, is niet aannemelijk gemaakt. Daarom kan niet worden geoordeeld dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.
03-11-2022
  • De klacht over handelen uit 2018 is, hoewel ingediend na drie jaren, binnen een redelijke termijn ingediend, omdat over de periode vanaf 2018 sprake is van een voortgaande ontwikkeling, die uiteindelijk heeft geleid tot het gesprek in december 2021 en het kort daarna indienen van de klacht.
  • De Raad van Tucht beoordeelt op basis van de ingediende klacht, de argumentatie in die klacht en de daaraan ten grondslag gelegde bewijsstukken of verweerder een of meer beroepsregels heeft geschonden.
  • Vanwege het ontbreken van een cliëntrelatie toetst de Raad van Tucht alleen aan artikel 1 van het RBU: eer en waardigheid van het beroep.
  • Dat verweerder zonder voorafgaande opdracht van de BV of de gezamenlijke deelgenoten geen informatie over de BV met klaagster heeft gedeeld is niet tuchtrechtelijk laakbaar.
  • Zelfs als de Raad van Tucht geheel uitgaat van de visie van klaagster, is geen sprake van zo’n opstelling van verweerder tijdens het gesprek met klaagster of in de voorbereiding op het gesprek dat hij daarmee de grens van de eer en waardigheid van het beroep heeft overschreden.
  • Voor dienstverlening waarvan niet is komen vast te staan dat verweerder betrokken is geweest, is schending van de eer en waardigheid van het beroep niet aan de orde.
07-07-2022
  • De klacht is ontvankelijk, omdat voldoende aannemelijk is dat het handelen van verweerder in de vorm van het stellen van vragen en het namens cliënt voeren van tuchtprocedures en andere procedures mede het eigen belang van klagers raakt. Van misbruik van tuchtrecht door klagers is geen sprake nu zij een tuchtrechtelijk oordeel willen over de integriteit van het handelen van verweerder in de hoedanigheid van belastingadviseur.
  • Toetsingskader bij afwezigheid cliëntrelatie en bij handelen in de hoedanigheid van belastingadviseur: eer en waardigheid (artikel 1 RBU)
  • De ruime mate van vrijheid van een NOB-lid om bij de uitoefening van de werkzaamheden de belangen van zijn cliënt te behartigen wordt beperkt doordat een lid de belangen van anderen niet onnodig of onevenredig mag schaden.
  • Handelen in strijd met eer en waardigheid van het beroep. De situatie en positie van de cliënt van verweerder rechtvaardigen niet dat verweerder namens cliënt tientallen procedures aanspande tegen veel beroepsbeoefenaren. Verweerder heeft daarmee niet prudent opgetreden, de positie van klagers onnodig en onevenredig geschaad en de beroepsgroep in diskrediet gebracht.
  •  
24-03-2022
  • Klachtonderdelen over gewraakt handelen en nalaten van meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht behandelt de Raad van Tucht niet inhoudelijk, aangezien klagers onvoldoende feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die een zwaarwegende reden geven voor het niet eerder indienen van de klacht. Niet is gebleken dat het voor klagers tot het moment van het indienen van de klacht onafgebroken redelijkerwijs onmogelijk was om een klacht in te dienen. De klacht is daardoor in zoverre ongegrond (artikel 21, tweede lid, Reglement Tuchtzaken).
  • De tuchtrechter vat de klacht wel ruim, naar haar strekking op, maar gaat niet zelf op zoek naar mogelijke andere schendingen van de beroepsregels, zoals klagers hebben gevraagd.
  • In de tuchtprocedure is geen plaats voor het geven van opdrachten aan verweerder, zoals het verstrekken van werkzaamhedenstaten.
  • Een NOB-lid kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de manier waarop een collega die niet aan hem ondergeschikt is of onder zijn verantwoordelijkheid valt, werkt. Een belastingadviseur mag in beginsel vertrouwen op zijn collega, de accountant. Als de belastingadviseur iets vreemds of afwijkends opmerkt, mag van hem worden verwacht dat hij dit bespreekt met of een vraag stelt aan de accountant.
  • Niet is gebleken dat uren zijn gedeclareerd die niet zijn besteed aan werk voor klagers of dat urenspecificaties substantiële onzuiverheden bevatten of onvoldoende zijn toegelicht. De in de declaraties opgenomen toelichtingen zijn afdoende.
  • Gelet op het verzoek van klagers om inzicht in de kosten, de bij verweerder bekende financiële moeilijkheden bij klagers en het aantal uren dat in de eerste drie kwartalen van 2018 is besteed, had het op de weg van verweerder gelegen om hierover eerder met klagers in overleg te treden dan door verzending van de factuur van 26 november 2018. Dat hij dit inzicht niet (regelmatig) heeft geboden en dit overleg niet heeft gevoerd, valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen.
  • Verweerder is, als opdrachtgever, niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de gewraakte stellingname door zijn advocaat, die is onderworpen aan eigen tuchtrecht.
  • Het staat een NOB-lid vrij om in samenspraak met een civiele advocaat in een civiel geschil het standpunt in te nemen dat hem juist voorkomt, ook wanneer daaraan voorafgaand een ander standpunt zou zijn ingenomen. Verweerder heeft gestelde onjuistheden in de civiele procedure erkend en in een latere fase van diezelfde procedure hersteld. Zowel de aard en omvang van de onjuistheden als het adequate herstel rechtvaardigen niet de conclusie dat sprake zou zijn van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.
  • Als de bedrijfsvoering door een NOB-lid voor cliënten niet in alle opzichten optimaal is, bijvoorbeeld op het gebied van het inzetten van ict-mogelijkheden, betekent dat niet automatisch dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Het standaard opnemen van alle cliënten waarvoor op het moment van de aanvraag nog geen aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen is ingediend, in de uitstelregeling belastingconsultenten is een algemeen geaccepteerde werkwijze en dus niet tuchtrechtelijk laakbaar.
  •  
03-12-2021
  • De klacht is niet ingediend binnen een redelijke termijn na het gewraakte handelen of nalaten. De door klager aangevoerde redenen voor het tijdsverloop wegen niet op tegen de aantasting van het verdedigingsbelang en de rechtszekerheid van verweerder. De klacht is ongegrond op grond van artikel 21, tweede lid, van het Reglement Tuchtzaken.
18-10-2021
  • De Raad van Tucht toetst een gefactureerd bedrag terughoudend (marginaal). De hoogte van het gefactureerde bedrag staat in redelijke verhouding tot de door verweerder verrichte werkzaamheden. 
  • Klaagster heeft onvoldoende onderbouwd dat verweerder te veel (administratieve) werkzaamheden zelf heeft uitgevoerd.
  • Het is aannemelijk dat verweerder geen inschatting van de kosten kon geven voor zijn werkzaamheden (artikel 12 RBU). Verweerder heeft echter onweersproken gesteld dat hij klaagster regelmatig inzicht heeft gegeven in de gemaakte kosten.
07-05-2021
  • De uitspraak gaat in op de door een NOB-lid tegenover een cliënt te betrachten zorgplicht bij door een leidinggevende opgedragen werkzaamheden. 
  • Tuchtrechtelijk laakbaar is dat de door verweerder opgestelde advisering over de omzetting van de pensioenregeling in eigen beheer onvoldoende informatie voor klagers bevat om tot een voldoende doorgronding en verantwoorde afweging te kunnen komen, dat verweerder klagers en de Belastingdienst heeft voorgehouden dat bij de omzetting gebruik is gemaakt van een specifieke, door de Belastingdienst goedgekeurde modelovereenkomst, terwijl daarvan geen sprake was en dat verweerder in strijd met artikel 19c, lid 1, van de Wet op de loonbelasting 1964 achteraf toestemming heeft gevraagd aan de Belastingdienst in plaats van voorafgaand aan de omzetting.
  • Door de late advisering over het gedeeltelijk vervroegd laten ingaan van het pensioen in eigen beheer zonder voldoende feitenonderzoek en zonder de Belastingdienst te vragen om toestemming vooraf stonden klagers met de rug tegen de muur en liepen zij het risico te moeten procederen over belastingheffing over de volledige pensioenvoorziening. Door de welwillende houding van de Belastingdienst, tot uitdrukking komend in de vaststellingsovereenkomst, heeft dit risico zich niet verwezenlijkt. Door het sluiten van de vaststellingsovereenkomst werd klagers evenwel de mogelijkheid ontnomen om nog gebruik te kunnen maken van de overgangsregeling in het tussen Nederland en Duitsland gesloten belastingverdrag, hetgeen onderdeel vormde van de advisering door verweerder. De Raad van Tucht rekent dit verweerder aan en acht dit tuchtrechtelijk laakbaar.
  • Niet gebleken is dat klagers hebben ingestemd met het niet aan hen doorzenden van stukken. Daarmee is tuchtrechtelijk laakbaar dat verweerder de aan hem gerichte correspondentie van de Belastingdienst, waarin een akkoord staat op de gehanteerde berekeningswijze en een voor bezwaar vatbare beschikking, niet heeft doorgestuurd naar klagers. Dat het niet doorzenden geen repercussies heeft gehad, doet hieraan niet af.
  • Zolang er geen concrete signalen zijn van een ophanden zijnde wetswijziging en de inhoud van een wetsvoorstel niet (voldoende) bekend is, kan niet van een NOB-lid worden verlangd dat hij anticipeert op dergelijke mogelijke wijzigingen.​
07-05-2021
  • Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door verweerder bij het beëindigen van de klantrelatie is geen sprake.
  • - Nu niet aannemelijk is geworden dat verweerder betrokken is geweest bij de uitnodiging voor een gesprek, kan zowel de wijze van uitnodigen als het bij het uitnodigen passeren van een van de klagers verweerder tuchtrechtelijk niet worden aangerekend.
  • - Een open en zorgvuldige bespreking over de opzegging van de klantrelatie heeft niet plaatsgevonden. Dit valt verweerder echter niet te verwijten, nu de gespreksleiding en de opzegging van de relatie plaatsvond door de verantwoordelijk vennoot, die tevens contactpersoon van klagers was, en niet is komen vast te staan dat verweerder op de hoogte was van wat zich in de aanloop van het gesprek heeft afgespeeld tussen deze vennoot en klagers.
  • - Niet aannemelijk is geworden dat verweerder de beslissing van zijn werkgever om de klantrelatie te beëindigen klakkeloos heeft gevolgd.
  • Vorige