Jurisprudentie Raad van Beroep

Datum Samenvatting
08-06-2023

Artikel 1 van het RBU (eer en waardigheid). Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van anderen dan een cliënt meewegen. Bij de uitoefening van zijn werkzaamheden geniet een lid een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Deze vrijheid wordt beperkt doordat een lid de belangen van anderen niet onnodig of onevenredig mag schaden. Appellante wordt verweten dat zij procedures namens haar echtgenoot voert terwijl zij wist of had moeten weten dat de procedures nodeloos waren of vruchteloos zouden blijven. De Raad van Beroep oordeelt dat het voeren van de procedures vanuit het perspectief van Appellante niet van iedere redelijke grond ontbloot was. Appellante heeft evenmin een tuchtrechtelijk laakbare hoeveelheid procedures gevoerd.

06-01-2023

Ontvankelijkheid incidenteel beroep (art. 22, lid 4, Reglement Tuchtzaken); intrekking van het beroep na aanvang van de termijn voor het instellen van incidenteel beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidentele beroep. Grond voor de door de Raad van Tucht opgelegde schriftelijke waarschuwing vervalt in casu na weerspreking in incidenteel beroep.

11-07-2022

Relatieve verjaringstermijn (art. 21, lid 2 Reglement Tuchtzaken); Klacht niet is ingediend binnen een redelijke termijn na het gewraakte handelen of nalaten. Dat Klager nog verwikkeld was in een civielrechtelijke procedure over een boedelopstelling, een procedure waarbij Verweerders geen partij waren, is geen zwaarwegende reden die rechtvaardigt dat de klacht niet eerder is ingediend. Ten overvloede: indien er een zwaarwegende reden zou zijn om de uitkomst van de civiele procedure af te wachten alvorens een klacht in te dienen, dan brengt dit niet mee dat vanaf het moment dat die uitkomst vaststaat opnieuw een redelijke termijn van in beginsel drie jaar begint te lopen. In beginsel zal in zo’n geval de klacht met voldoende voortvarendheid moeten worden ingediend. Het tijdsverloop tussen het gewraakte handelen en het indienen van de klacht is evenmin bewerkstelligd door uitlatingen van Verweerders.

08-03-2022

Eer en waardigheid (art. 1 RBU); Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van onder meer een andere (belasting)adviseur die bij de cliënt betrokken is (geweest) meewegen. Deze belangen mogen niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Klagers maken niet aannemelijk dat Verweerster bij het verrichten van haar werkzaamheden voor haar cliënt de belangen van Klagers onnodig of onevenredig heeft geschaad.

08-03-2022

Eer en waardigheid (art. 1 RBU); Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van onder meer een andere (belasting)adviseur die bij de cliënt betrokken is (geweest) meewegen. Deze belangen mogen niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Daarvan kan onder meer sprake zijn indien het lid zich zonder redelijk doel grievend uitlaat over (het werk van) de andere (belasting)adviseur en hem zodoende in een kwaad daglicht plaatst. Indien een lid wordt gevraagd het werk van een andere belastingadviseur te beoordelen, is het lid niet gehouden de andere belastingadviseur te consulteren, een vorm van ‘hoor en wederhoor’ toe te passen of inzage in het dossier van die belastingadviseur te vragen, tenzij de cliënt dit uitdrukkelijk verzoekt. Indien een lid door zijn cliënt wordt gevraagd feitenonderzoek te doen en het op te stellen onderzoeksrapport mede zal worden gebruikt voor externe verantwoording, kan het lid gehouden zijn hoor en wederhoor toe te passen wanneer de personen die onderwerp zijn van dat onderzoek, door de uitkomsten ervan zouden kunnen worden geschaad. In casu geen schending van art. 1 RBU.

01-02-2022

Eer en waardigheid (art. 1 RBU); onafhankelijkheid (art. 2 RBU). Klacht over handelen van langer dan drie jaar geleden is niet binnen redelijke termijn ingediend en daarom ongegrond (art. 21, lid 2, Reglement Tuchtzaken). Opnemen van bepaalde personen in cc en daarbij gebruikte bewoordingen zijn niet tuchtrechtelijk laakbaar. Bij overdracht dossier is niet tuchtrechtelijk ontoelaatbaar gehandeld. Klacht over hoogte van facturen en specificatie daarvan eveneens ongegrond.

09-12-2020

Eer en waardigheid (art. 1 RBU; onafhankelijkheid (art. 2 RBU). Klagers verwijten belastingadviseur niet het ontbreken van een opdrachtbevestiging. De Raad van Tucht heeft daarom ten onrechte geoordeeld over de verantwoordelijkheid van de belastingadviseur over de onduidelijkheid van zijn rol en heeft eveneens ten onrechte daarop voortbouwend geoordeeld dat Verweerder heeft gehandeld in strijd met de eer een waardigheid van het beroep. Niet aannemelijk dat belastingadviseur andere werkzaamheden dan die in de hoedanigheid van belastingadviseur heeft verricht en dat daarbij sprake is geweest van (de schijn van) belangenverstrengeling.

16-11-2020

Declaratiegedrag (art. 12 en 14 RBU); deskundigheid (art. 8 RBU). Klacht dat belastingadviseur niet beschikt over voldoende deskundigheid niet aannemelijk gemaakt, Raad van Beroep beoordeelt kwaliteit verleende bijstand alleen terughoudend. Raad van Beroep is niet bevoegd te beoordelen welk bedrag precies gedeclareerd had mogen worden en beoordeelt declaraties marginaal. Afspraak over te betalen bedrag voor laatste deel advisering niet aannemelijk gemaakt.

31-01-2020

Eer en waardigheid (art. 1 RBU). Verweerder was slechts zijdelings betrokken bij de opzet van de truststructuur van Klagers, van welke structuur geenszins vaststaat dat die op dat moment - in 2006 - ongeoorloofd was. De Raad van Beroep acht niet bewezen dat het advies over het opzetten van de truststructuur als zodanig vanuit fiscaal (of strafrechtelijk) oogpunt ontoelaatbaar was. Ook acht de Raad van Beroep niet bewezen dat Verweerder bij de advisering over het opzetten van de truststructuur jegens Klagers tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het oordeel van de Raad van Tucht blijft in stand.

31-01-2020

Eer en waardigheid (art. 1 RBU). Van betrokkenheid van Verweerder bij de advisering en het opzetten van een truststructuur voor Klagers is niet gebleken. Ook is door Klagers, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Verweerder, niet aannemelijk gemaakt dat op advies van Verweerder, als daar al sprake van is, onjuist en/of onvolledig is geantwoord op vragenbrieven van de Belastingdienst en onjuiste mededelingen zijn gedaan aan diverse overheidsinstanties over de rol en betrokkenheid van aan het kantoor van Verweerder verbonden adviseurs bij de oprichting, inrichting en operationele ondersteuning van de truststructuur van Klagers. Het oordeel van de Raad van Tucht blijft in stand.

  • Vorige