Eer en waardigheid (art. 1 RBU); Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van onder meer een andere (belasting)adviseur die bij de cliënt betrokken is (geweest) meewegen. Deze belangen mogen niet onnodig of onevenredig worden geschaad. Daarvan kan onder meer sprake zijn indien het lid zich zonder redelijk doel grievend uitlaat over (het werk van) de andere (belasting)adviseur en hem zodoende in een kwaad daglicht plaatst. Indien een lid wordt gevraagd het werk van een andere belastingadviseur te beoordelen, is het lid niet gehouden de andere belastingadviseur te consulteren, een vorm van ‘hoor en wederhoor’ toe te passen of inzage in het dossier van die belastingadviseur te vragen, tenzij de cliënt dit uitdrukkelijk verzoekt. Indien een lid door zijn cliënt wordt gevraagd feitenonderzoek te doen en het op te stellen onderzoeksrapport mede zal worden gebruikt voor externe verantwoording, kan het lid gehouden zijn hoor en wederhoor toe te passen wanneer de personen die onderwerp zijn van dat onderzoek, door de uitkomsten ervan zouden kunnen worden geschaad. In casu geen schending van art. 1 RBU.