U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 9 augustus 2011 (T 292)

09 augustus 2011

Uitspraak Raad van Tucht 9 augustus 2011 (T 292)

Voorzitter: Gerretsen-Visser
Leden: Doeve en Bruin
Griffier: Scholten


- Niet op zorgvuldige en behoorlijke wijze verrichten van werkzaamheden


De feiten
 
Klaagster oefent een eenmansbedrijf uit in training en coaching onder de naam ‘C’. In juli 2008 is Klaagster verhuisd van Z. naar R. Begin 2009 is zij op zoek gegaan naar een nieuwe belastingadviseur en heeft daartoe contact opgenomen met Verweerder. Na enkele verkennende gesprekken zijn Klaagster en Verweerder mondeling overeengekomen dat Verweerder de aangifte inkomstenbelasting voor Klaagster voor het jaar 2008 zou verzorgen (hierna: de aangifte).

Op verzoek van Klaagster is door Verweerder uitstel voor het indienen van de aangifte gevraagd. Klaagster heeft aan Verweerder aangegeven dat zij graag wilde dat de aangifte rond juli/augustus 2009 zou zijn afgerond en eind 2009 zou worden ingediend. Verweerder heeft in april 2009 de relevante gegevens opgevraagd, die daarop door Klaagster zijn verstrekt.

In september 2009 heeft Klaagster een aantal keer telefonisch contact opgenomen met Verweerder om te informeren naar de hoogte van de te verwachten aanslag. Verweerder heeft toen aangegeven inmiddels druk te zijn met een grote opdracht maar zegde toe om de aangifte eind september, begin oktober af te ronden. In november 2009 heeft Klaagster wederom diverse keren telefonisch contact gezocht met Verweerder, maar tevergeefs.

Op 24 december 2009 heeft Klaagster een e-mail gestuurd aan Verweerder met de volgende inhoud:

‘(…) Helaas moet me toch iets van het hart. In maart dit jaar heb ik contact met je gezocht, je bent hier geweest en gaf aan mijn “simpele” jaarrekening te willen doen. Vervolgens kwam je met heel veel vragen, die ik allemaal zo snel mogelijk beantwoord heb (…). Ik heb je toen gevraagd me zo snel mogelijk te laten weten wat ik zou moeten betalen over 2008, gezien mijn situatie (…). Het is nu kerst, maar ik hoor niets en je belt ook niet proactief om te laten weten waarom het niet lukt. Ik ben telkens degene die belt. (…) De indruk die ik krijg is dat je me steeds met mooie woorden aan het lijntje houdt, maar je houdt je niet aan je beloften, al maanden niet. (…) Nu leef ik steeds in de onzekerheid over aanslagen die ik naast alle andere zorgen ook nog moet regelen. Dat is niet jouw probleem, maar wel dat je me nu al maanden niet informeert terwijl ik volgens mij toch nog altijd de klant ben. Ik hoor graag je reactie en zou daarnaast eveneens graag weten wanneer ik alle originele stukken die jij in je bezit hebt, kan komen halen of wanneer je deze in mijn brievenbus gooit. (…)’

Hierop is door Verweerder niet gereageerd.

Vervolgens heeft Klaagster op 11 januari 2010 opnieuw een e-mail gestuurd aan Verweerder met het verzoek om contact met haar op te nemen. Daarop kwam op 28 januari 2010 de volgende reactie van Verweerder:

‘Ik ben weer even met jouw boekingen 2008 in de weer voor de afronding IB/PVV 2008.
Ik verwacht deze morgen eind van de dag rond te hebben en laat jou dan per mail even wat horen.
Denk ook nog even aan de omzetbelastinggegevens 4e kwartaal 2009!’

Klaagster heeft nog dezelfde dag de omzetbelastinggegevens voor het 4e kwartaal 2009 aan Verweerder gemaild met de mededeling dat zij volgens haar niet hoeft te betalen en ervan uitgaat dat Verweerder dat doorgeeft aan de belastingdienst. Hierop heeft Klaagster niets van Verweerder vernomen.

Op 12 maart 2010 heeft Klaagster opnieuw een e-mail aan Verweerder gestuurd, inhoudende:

‘Rond 20 januari gaf je aan, dat ik op vrijdag de afrondende mail van je zou ontvangen. Sindsdien heb ik je diverse malen proberen te bereiken, ingesproken op je voicemail, maar heb niets meer gehoord, je belt niet terug, heb nog steeds geen mail ontvangen, de afronding 2008 is er nog steeds niet, je reageert niet op mijn mail uit december, dus graag zou ik weten wat er aan de hand is c.q. wat de status is. Het is bovendien bijna 1 april ivm fiscale jaar 2009, dus wil daar ook even over overleggen. (…)’

Op 16 maart 2010 reageerde Verweerder daarop als volgt:

‘Ik heb inmiddels zowel dit mailberichtje – na een reparatie van mijn computer – als jouw schriftelijk verzoekje ontvangen. Duizend excuses voor mijn slechte bereikbaarheid. Ik zal jou ook nog even telefonisch benaderen.
Hoe is de stand van zaken hier? Wel ik blijf nog even druk maar heb deze week wel de gelegenheid jouw stukken af te ronden.
Dat zou wel eens het weekend kunnen zijn, maar ik bel je daar nog even over.’

Op 22 maart 2010 ontving Klaagster een e-mail van Verweerder met gegevens over de balans per 31 december 2008 en over de winst en verliesrekening 2008 van C. Op 23 maart 2010 ontving Klaagster vervolgens per e-mail een overzicht van de verschuldigde belastingbedragen over 2008. Tevens ontving Klaagster op 23 maart 2010 een e-mail met als bijlage de conceptaangiften voor 2008. Op 5 april 2010 heeft Klaagster per e-mail toestemming gegeven aan Verweerder om de aangiften voor 2008 te versturen.

Op 17 april 2010 heeft Klaagster bij Verweerder geïnformeerd of de aangiften reeds waren verstuurd. Op 19 april 2010 heeft Verweerder die vraag per e-mail bevestigend beantwoord.

Op 6 mei 2010 heeft Klaagster een e-mail aan Verweerder gestuurd, inhoudende onder meer:

‘(…) Graag hoor ik van je wanneer ik alle originele stukken, die jij nog allemaal in bezit hebt, kan ophalen of dat je alles bij mij in de brievenbus gooit. Jammer dat het zo moet lopen, ik heb echter geen vertrouwen meer in je. (…)’

Verweerder heeft per e-mail van 7 mei 2010 onder meer laten weten dat hij het dossier van Klaagster zou doorlopen en originele stukken aan haar zou retourneren.

In verband met een hypothecaire lening had Klaagster in augustus 2010 met spoed een heldere jaarrekening 2008 nodig voor de bank. Begin augustus 2010 heeft Klaagster daarom contact met Verweerder opgenomen en op diens voicemail het verzoek ingesproken om met spoed contact met haar op te nemen. Op 3 en 4 augustus 2010 heeft Klaagster aanvullende e-mails gestuurd met de vraag of Verweerder haar in verband met een spoedsituatie in één bijlage de aangifte en jaarrekening 2008 zou willen aanleveren. Verweerder heeft hier niet op gereageerd. Op 12 september 2010 heeft Klaagster wederom een e-mail gestuurd aan Verweerder met het verzoek om een reactie. Op 15 september 2010 reageerde Verweerder als volgt:

‘Ik doe mijn best je deze week even op je wenken te bedienen.’

Daarna heeft Klaagster niets meer van Verweerder vernomen.

Op 19 oktober 2010 heeft Klaagster Verweerder toen opnieuw een e-mail gestuurd met de vraag wanneer hij het in orde zou maken. Na wederom geen gehoor heeft Klaagster op 18 november 2010 Verweerder gemaild, met de volgende mededeling:

‘Na mijn laatste bericht zijn we weer een maand verder en na jouw bericht om mij z.g. op mijn wenken (een jaar na dato) te bedienen, zijn we alweer twee maanden verder. Graag zie ik het geheel tegemoet voor 10 december 2010, anders moet ik je helaas meedelen, dat ik een klacht zal indienen over de situatie en jouw werkwijze en dit als wanprestatie zal aanmerken. (…) ik ga er van uit, dat je het zover niet wilt laten komen en dus het gevraagde nu met spoed aan mij doet toekomen, in ieder geval voor genoemde datum (…)’

Verweerder heeft hier niet op gereageerd.

In december 2010 heeft Klaagster vervolgens de onderhavige klacht ingediend.

Als bijlage bij het verweerschrift d.d. 23 maart 2011 heeft Verweerder een brief – gedateerd 17 september 2010 – meegestuurd, betreffende de toezending van de fiscale balans per 31 december 2008 en de resultatenrekening 2008 van C met een aantal begeleidende opmerkingen en constateringen.

De klacht

Klaagster verwijt Verweerder dat hij procesmatig en communicatief een wanprestatie heeft geleverd en dat zijn gedrag getuigt van arrogantie, onbetrouwbaarheid en minachting voor de klant. De kern van de klacht is gericht op het verkrijgen van een deugdelijk, helder, volledig en als hardcopy samengesteld document van de aangifte en de jaarrekening 2008. Klaagster verzoekt de Raad om de aangifte en de jaarrekening op te vragen, te beoordelen naar de maatstaven van de NOB qua presentatie en duidelijkheid en om ervoor zorg te dragen dat Klaagster die dan ontvangt. Voorts verzoekt Klaagster om een symbolische financiële tegemoetkoming.
 
Beoordeling van de klacht

Verweerder heeft bij voortduring niet dan wel te laat gereageerd op verzoeken van Klaagster, waaronder het verzoek om een kopie van de ingediende aangifte 2008. Klaagster mocht naar het oordeel van de Raad in elk geval verwachten dat zij een uitdraai van de ingediende aangifte 2008 zou ontvangen. Een dergelijke uitdraai was ten tijde van de zitting nog niet verstrekt. Voorts zijn de fiscale balans en de resultatenrekening 2008 pas in maart 2011 door Klaagster ontvangen, door de brief d.d. 17 september 2010 met bijlagen die als bijlage bij het verweerschrift in de onderhavige procedure is ingebracht. Dat Klaagster de brief van 17 september 2010 niet eerder had ontvangen blijkt uit de nadien door haar verstuurde e-mails aan Verweerder d.d. 19 oktober en 18 november 2010. Verweerder had zich hiervan bewust moeten zijn. Het lag naar het oordeel van de Raad dan ook op de weg van Verweerder om Klaagster eerder op de brief van 17 september 2010 (met bijlagen) te wijzen, en hiermee niet te wachten totdat een klacht tegen hem was ingediend.

Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat Verweerder zijn werkzaamheden niet op een zorgvuldige en behoorlijke wijze heeft verricht en derhalve in strijd met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur heeft gehandeld.

In zijn brief van 18 juli 2011 aan de griffier van de Raad van Tucht van de NOB heeft Verweerder aangegeven dat hij Klaagster alsnog een ‘plain paper copy van de aangiften’ zal verstrekken. De Raad gaat ervan uit dat Verweerder deze toezegging gestand zal doen.

De Raad van Tucht is evenwel niet bevoegd om een belastingadviseur op te dragen bepaalde werkzaamheden te verrichten, noch om een financiële tegemoetkoming toe te kennen. De verzoeken van Klaagster om de jaarrekening op te vragen, die te beoordelen en aan haar te doen toekomen en het verzoek om een symbolische financiële tegemoetkoming toe te kennen, kunnen derhalve niet worden toegewezen.

(volgt gegrondverklaring van de klacht en oplegging van een schriftelijke waarschuwing)