U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 8 februari 2011 (T 278)

08 februari 2011

Uitspraak Raad van Tucht 8 februari 2011 (T 278)

Voorzitter: Poelmann
Leden: Kannekens en Duynstee
Griffier: Scholten

- toonzetting in emails
- naleving van voor kantoor geldende klachtenregeling
- zonder opdracht of toestemming indienen van aangifte van (voormalige) cliënte na echtscheiding

De feiten
Van het kantoor waar verweerder werkt, is hij het enige lid van de NOB. Verweerder is jarenlang opgetreden als belastingadviseur van Klaagster, haar (ex)echtgenoot de heer H, alsmede van de B.V.’s H. B.V. en I. B.V. (hierna ook: de B.V.’s). De B.V.’s maakten deel uit van de huwelijksgemeenschap. De heer H is hiervan de bestuurder. De (ex)echtgenoot van Klaagster verzorgde in het verleden de financiën voor de B.V.’s en de privé-financiën voor Klaagster en haar (ex)echtgenoot.

Sedert februari 2008 leeft Klaagster gescheiden van haar (ex)echtgenoot. In het kader van de echtscheidingsprocedure heeft Verweerder in het belang van de (ex)echtgenoot van Klaagster een rapport opgesteld gedateerd 7 april 2009 naar aanleiding van een door Klaagster ingediend verzoek om alimentatie.

(Het kantoor van) Verweerder heeft op 31 december 2009 namens Klaagster aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: inkomstenbelasting) over het jaar 2008 gedaan zonder opdracht daartoe of toestemming van Klaagster.

Per e-mail van 7 januari 2010 heeft Klaagster Verweerder om opheldering gevraagd over een aan Klaagster opgelegde aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2007 die afwijkt van de door Verweerder (in opdracht van Klaagster) gedane aangifte over het jaar 2007. Voorts verzocht Klaagster in deze e-mail om een kopie van de aanslag over 2007 van zowel haar (ex)man als van haarzelf, alsmede om kopieën van de originele belastingaangiften van de B.V.’s, de jaarstukken en de stukken die aan de aanslagen ten grondslag lagen, of in ieder geval kopieën van het grootboek over de jaren 2005 tot en met 2008.

In de e-mailwisseling die daarop volgde, heeft Klaagster Verweerders verzoek afgewezen om een kopie van de afwijkende aanslag 2007 te doen toekomen.

Verweerder heeft per e-mail van 19 januari 2010 uitdraaien van de jaarrekeningen 2005 tot en met 2008 van H. B.V. en kopieën van de aangiften inkomstenbelasting 2005 tot en met 2008 van zowel Klaagster als haar ex-echtgenoot aan Klaagster toegestuurd.

Toen opheldering omtrent de afwijkende aanslag 2007 uitbleef, heeft Klaagster op 11 februari 2010 een klacht en tevens aansprakelijkstelling bij het kantoor ingediend tegen het kantoor en Verweerder.

Ingevolge de zogenoemde Klachtregeling die is gepubliceerd op de website van het kantoor informeert de vertrouwenspersoon de melder uiterlijk na vier weken over de afhandeling van zijn klacht en de maatregelen die zijn genomen. Indien deze termijn door onvoorziene omstandigheden niet kan worden gehaald, informeert de vertrouwenspersoon de melder hierover en geeft hij aan op welke termijn de melder zal worden geïnformeerd over de afwerking van diens klacht.

Per brief met dagtekening 23 februari 2010 heeft de advocaat van Klaagster de vertrouwenspersoon verzocht om - bij gebreke van een reactie – omgaand de ontvangst van de klacht te bevestigen en aan te geven hoe en binnen welke termijn de klacht in behandeling zal worden genomen.

Per brief met dagtekening 23 februari 2010 heeft de vertrouwenspersoon aan de advocaat van Klaagster bericht dat de zaak was voorgelegd aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het kantoor, door wie de klacht inmiddels in behandeling zou zijn genomen.

Per brief met dagtekening 25 maart 2010 heeft de advocaat van Klaagster de vertrouwenspersoon als volgt bericht:
‘In bovengenoemd dossier constateer ik met cliënte dat uw kantoor, naast klachtwaardig handelt, (…) ook nog eens het door uw kantoor zelf opgestelde klachtenreglement niet naleeft.
(...)
U laat met uw kantoor cliënte geen andere keuze dan haar klacht bij uw beroepsorganisatie neer te leggen. Dit zou slechts anders kunnen zijn indien u mij binnen 2 werkdagen na datum ontvangst van dit schrijven alsnog de inhoudelijke klachtenafhandeling doet toekomen.

Ik verzoek u mij volledigheidshalve nog te doen toekomen de ontvangstbevestiging van uw beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.’

Per fax met dagtekening 26 maart 2010 heeft de vertrouwenspersoon als volgt op voormelde brief gereageerd:
'Wij hebben - gezien het feit dat u de klacht samen met een aansprakelijkstelling bij ons hebt neergelegd de vraag bij de advocaat neergelegd of zij ook inhoudelijk op de geponeerde klacht wenst in te gaan. Immers de klacht en aansprakelijkstelling zouden in elkaars vaarwater kunnen liggen.
Naar ik nu begrijp heeft u nog geen reactie mogen ontvangen van onze advocaat.
Ik hoop u op deze wijze voldoende te hebben geïnformeerd.'
 
Per brief met dagtekening 14 mei 2010 heeft de advocaat van Klaagster aan de vertrouwenspersoon laten weten dat zij nog niets heeft vernomen van de door het kantoor ingeschakelde advocaat.

De klachten
Klaagster verwijt Verweerder, kort samengevat, dat ondanks herhaalde verzoeken de op de website gepubliceerde klachtenregeling niet is nageleefd. Voorts verwijt Klaagster Verweerder dat zonder medeweten en toestemming van Klaagster een aangifte inkomstenbelasting over het jaar 2008 is opgemaakt en ingediend door Verweerder voor Klaagster. Verweerder heeft volgens Klaagster niet voldaan aan de verzoeken van Klaagster in haar e-mail van 7 januari 2010 om opheldering te verschaffen ten aanzien van de afwijkende aanslag inkomstenbelasting 2007 van de aangifte en om de opgevraagde stukken af te geven. Daarnaast verwijt Klaagster Verweerder de onprofessionele toonzetting in zijn e-mails gericht aan haar.

Beoordeling van de klachten
Met betrekking tot het niet voldoen aan de op de website van het kantoor gepubliceerde klachtenregeling oordeelt de Raad als volgt. De Raad acht Verweerder - al dan niet met andere werknemers van het kantoor - gehouden erop toe te zien dat de klachtenregeling die geldt voor het kantoor wordt nageleefd. Op de door Klaagster ingediende klacht jegens Verweerder is niet conform de klachtenregeling gereageerd. Daarnaast is in het onderhavige geval niet, dan wel te laat en onvoldoende, meegedeeld door welke advocaat en op welke wijze de klacht zou worden behandeld en afgedaan. Gezien het voorgaande acht de Raad deze klacht gegrond.

De Raad stelt voorop dat een belastingadviseur zich dient te realiseren dat wanneer twee met elkaar gehuwde cliënten in een echtscheiding verwikkeld raken, zich tegenstrijdige belangen kunnen aandienen. Die mogelijkheid dient met cliënten te worden gecommuniceerd. Voorts dient de belastingadviseur met partijen te bespreken wiens belangen hij zal blijven vertegenwoordigen indien die tegenstrijdige belangen zich inderdaad voordoen. In het onderhavige geval is dat niet gebeurd. In dit verband merkt de Raad op dat Verweerder had moeten weten dat het rapport van 7 april 2009 dat hij in het belang van de (ex)echtgenoot van Klaagster heeft opgesteld ter afwering van de alimentatievordering, niet in overeenstemming was met het dienen van het belang van beide partijen. Als gevolg van het niet bespreken van die mogelijkheid is de positie van verweerder voor zowel partijen als voor hem zelf in de loop van 2009 onduidelijk geworden.

Verweerder is jarenlang opgetreden als belastingadviseur van beide B.V.’s en van Klaagster en haar (ex)echtgenoot. Daar de (ex)echtgenoot de financiën voor zowel de B.V.’s als de privé-financiën van het echtpaar verzorgde, was hij kennelijk het belangrijkste aanspreekpunt van Verweerder. In de loop van 2009 moet voor Verweerder duidelijk zijn geworden dat sprake was van tegenstrijdige belangen. Naar het oordeel van de Raad had Verweerder in ieder geval vanaf april 2009 niet meer voor Klaagster mogen optreden, zonder dit uitdrukkelijk met haar te bespreken. Dit geldt temeer nu hij de op 13 juli 2009 aan haar gezonden “Akkoordverklaring/Machtiging” niet van haar had gekregen. Uiteraard had Verweerder de aangifte inkomstenbelasting 2008 namens Klaagster niet zonder haar medeweten en toestemming bij de Belastinginspectie te Tilburg mogen indienen. Daarnaast is de Raad van oordeel dat Verweerder is tekortgeschoten in zijn poging tot rectificatie bij de belastingdienst. Ook indien moet worden aangenomen dat hij die rectificatie naar Eindhoven heeft gezonden in plaats van naar Tilburg, dan had in ieder geval van hem kunnen worden gevergd dat hij deze fout zo snel mogelijk zou corrigeren. Hij heeft dat echter tot op heden niet gedaan. Voorts had hij Klaagster van de poging daartoe - dan wel van het verdere verloop daarvan - op de hoogte dienen te houden. Ook dit heeft hij nagelaten. De Raad acht ook deze klacht gegrond.

Ten aanzien van de derde klacht oordeelt de Raad dat Verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Klaagster hem een kopie van de afwijkende aanslag inkomstenbelasting 2007 had dienen toe te sturen, alvorens hij kon worden geacht de gevraagde opheldering te geven.

Voorts oordeelt de Raad dat Verweerder niet klachtwaardig heeft gehandeld ten aanzien van het verzoek van Klaagster om bepaalde stukken toe te sturen. Hij heeft binnen een redelijke termijn de gevraagde stukken, voor zover in zijn bezit, aan Klaagster doen toekomen. Het ligt voor de hand dat Verweerder, die niet belast was met het samenstellen van de jaarstukken, niet over de onderliggende administratie, zoals de grootboeken, beschikte. Deze klacht is dan ook ongegrond.

Naar het oordeel van de Raad is de toon die door Verweerder is gebezigd in zijn e-mails aan Klaagster - cliënte in zijn beleving, dan wel zijn voormalige cliënte - niet in overeenstemming met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur. Van een belastingadviseur mag worden verwacht dat hij, ook indien hij door de toon van de e-mails van zijn (voormalige) cliënte geïrriteerd raakt, zelf op een professionele en correcte wijze blijft reageren. Deze klacht is gegrond.

(volgt gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht en oplegging van een schriftelijke berisping aan Verweerder.)