U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 30 oktober 2011 (11/300)

30 oktober 2011

Uitspraak Raad van Tucht 30 oktober 2011 (11/300)

Voorzitter: Poelmann
Leden: Nan en Jacobs
Griffier: Scholten

- Halverwege staken van werkzaamheden
- Verzoeken tot betaling zonder factuur

De feiten
Klager oefent (thans) een eenmanszaak uit te Amsterdam (hierna: de onderneming). In juni 2010 is Klager met Verweerster overeengekomen dat haar kantoor de boekhouding voor de onderneming zou verzorgen voor de jaren 2008 en 2009, alsmede de jaarstukken en de aangiften inkomstenbelasting voor Klager en zijn echtgenoot voor die jaren. Klager verklaarde dat hij op korte termijn geen geld tot zijn beschikking had, maar dat hij, nadat de boekhouding en de jaarstukken zouden zijn opgesteld een lening zou kunnen verkrijgen waardoor hij meer financiële armslag zou verkrijgen.

Eind december 2010 zijn de jaarstukken voor het jaar 2008 ingediend bij de belastingdienst.

Bij het opstellen van de boekhouding over het jaar 2008 bleek dat Klager erg veel schuldeisers had. Daarom heeft (het kantoor van) Verweerster besloten de werkzaamheden ten behoeve van Klager te staken.

Verweerster heeft het staken van de werkzaamheden per e-mail op 1 maart 2011 aan Klager kenbaar gemaakt. Verweerster schreef onder meer:
‘Er zal een rekening volgen voor de werkzaamheden zoals deze tot op heden door ons zijn uitgevoerd. Daarna zullen wij niet verder gaan als jouw boekhouder om de volgende reden:
We vinden dat er geen klik aanwezig is. Tot op heden heb je van alles aan ons gevraagd en wij hebben daaraan voldaan. Van een betaling is echter nog niets gebleken. Ook niet eens een voorschot ter teken van goede wil is uitgebleven. Daarnaast blijkt dat je meer schuldeisers hebt dan voorzien.’
 
Klager heeft daar op 17 maart 2011 per e-mail op gereageerd. Hij schreef:
‘ik zie niet wat je bedoelt met jullie ‘hebben daaraan voldaan’: ik wacht al enkele maanden op de resultaten van 2009; 1 april staat alweer heel dichtbij.
ik wil best iets naar jullie overmaken, maar hoe zet ik dat dan weg?
als geen ander, weten jullie hoe je alles moet kunnen verantwoorden
(…)
’n spoedige levering van cijfers, levert ’n bespoediging i.d. aanvraag v.e. financiering en kan ik jullie nota ineens voldoen.
We zitten nu met een patstelling: ik weet niet wanneer jullie de stukken leveren (…)’

Hierop schreef Verweerster aan Klager eveneens op 17 maart 2011:
‘Kan jij volgende week vrijdag 25 maart op kantoor komen om je stukken op te halen en af te rekenen?’

Op 28 maart 2011 schreef Verweerster vervolgens:
‘Van jouw kant uit zou ik een voorstel tegemoet willen in hoeverre je ons tegemoet zal komen.
Ik ben daarvan in afwachting.’

Klager reageerde daar op 28 maart 2011 op:
‘zoals je ziet lukte ’t mij ook niet eerder om contact op te nemen; vrijdag was uiteindelijk niet haalbaar i.v.m. ’n aantal spoedklussen.
(…)
Plan is dan ook om z.s.m. wat voor jullie te reserveren.
ik wacht alleen nog op facturen.
of wil je dat ik zomaar wat geld stort op ’n rekening, zonder nadere omschrijving?
Voor de beide jaren zouden we € 750,- doen, dus totaal wordt € 1500,-
Verzoek is natuurlijk wél om z.s.m. jaar 2009 alsnog in te dienen, want 1 apr. is natuurlijk alweer erg dichtbij.’

Daarop reageerde Verweerster eveneens op 28 maart 2010:
 ‘Uiteraard is het niet de bedoeling om een bedrag zomaar op de rekening van ons kantoor te storten zonder nadere omschrijving.
Een rekening is door ons ook nog niet opgesteld, omdat wij, net als jouw voormalige accountant, niet achter de gelden voor geleverde werkzaamheden aan willen gaan hollen.
2009 kan worden ingediend zodra je betaald hebt.
Als je aangeeft wanneer je gaat betalen, zal ik de rekening opstellen die je dan per ommegaande kunt voldoen. Daarna zal 2009 worden afgehandeld.’

Op 29 maart 2011 schreef Klager toen:
‘alles z.s.m.; liever vandaag dan morgen; stuur die nota maar!’

Op 5 april 2011 reageerde Verweerster als volgt:
‘We vinden het beter dat je op kantoor komt betalen om ons moverende redenen.
Kun je aangeven wanneer je (…) langs kunt komen? Dan kunnen we alles in orde maken.’

Waarop Klager een dag later, op 6 april 2011, reageerde:
‘na vier maanden wachten, leggen jullie de bal wederom bij mij?
Waarom kom je niet gewoon met ’n rekening.
Waarom stuur je niet gewoon 2009 in?’

Ten tijde van de zitting waren de jaarstukken voor het jaar 2009 nog niet ingediend en had Klager nog geen factuur ontvangen.


De klacht
Klager verwijt Verweerster dat hij bij het overeenkomen van de opdracht duidelijk heeft aangegeven dat hij spoedige afhandeling van beide jaren nodig had om een financiering aan te vragen voor een doorstart. Pas eind december 2010 zijn de stukken voor het jaar 2008 ingediend en op het insturen van de stukken voor het jaar 2009 wordt nog steeds gewacht. Daarmee is slechts de helft van de afspraak nagekomen. Verdere voortgang wordt geblokkeerd en daarmee komt de onderneming ernstig in gevaar. Voorts wordt steeds gevraagd wanneer Klager van plan is te betalen, zonder dat Verweerster bereid is een factuur op te maken, ondanks verzoeken van Klager daartoe. Klager is bovendien door Verweerster verzocht om op kantoor van Verweerster te komen betalen.

Beoordeling van de klacht
Het was Verweerster, toen zij de opdracht aanvaardde, bekend dat Klager pas zou kunnen betalen voor de werkzaamheden nadat de jaarstukken voor de jaren 2008 en 2009 zouden zijn ingediend, omdat Klager daarna een financiering zou kunnen regelen. Klager mocht er dan ook op vertrouwen dat de jaarstukken binnen een redelijke termijn zouden worden opgesteld en dat hij pas daarna zou hoeven betalen. Naar het oordeel van de Raad kon (het kantoor van) Verweerster derhalve niet, in afwijking hiervan, de werkzaamheden halverwege staken toen bleek dat Klager wel erg veel schuldeisers had.

Voorts is de Raad van oordeel dat Verweerster niet van Klager mocht verlangen dat hij zou betalen zonder dat een factuur aan hem was uitgereikt. Dat Verweerster geen BTW wenste voor te schieten, rechtvaardigt allerminst het feit dat zij weigerde om een factuur op te stellen.

Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat Verweerster niet op een zorgvuldige en behoorlijke wijze heeft gehandeld en derhalve in strijd met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur heeft gehandeld.

Voorts merkt de Raad op dat het verschaffen van informatie over een derde die met deze procedure niets te maken heeft en het overhandigen van stukken van die derde in deze procedure, zonder expliciete toestemming en evenmin zonder dat de noodzaak daartoe aanwezig lijkt, een grove schending van de geheimhoudingsplicht door Verweerster..

Gelet op het hiervoor overwogene acht de Raad de klacht gegrond en de volgende maatregel aangewezen.

(volgt gegrondverklaring van de klacht en oplegging van een schriftelijke waarschuwing)