U bent hier
Uitspraak Raad van Tucht 26 april 2011 (T 286A)
Uitspraak Raad van Tucht 26 april 2011 (T 286A)
Voorzitting: Poelmann
Leden: Bruin en Doeve
Griffier: Lokerse
- een belastingadviseur dient de belangen van een particuliere cliënt die tot hem/haar in een afhankelijke positie staat zelfstandig voor ogen te houden
- bespreken consequenties van vele werkzaamheden voor hoogte declaraties
- geen enkele poging ondernemen om gedeclareerde uren te specificeren is klachtwaardig
De feiten
Klaagster heeft in de periode 2005 en 2010 gebruik gemaakt van de diensten van Verweerder in verband met een echtscheiding. Door kantoor van Verweerder is aan Klaagster in totaal een bedrag van € 338.435 gedeclareerd in verband met deze echtscheiding, waarin is opgenomen een bedrag van ongeveer € 20.000 voor accountantskantoor X en ongeveer € 50.000 voor kantoorgenoten van Verweerder.
De meeste facturen zijn door Klaagster niet betwist en betaald. Tot betaling van de overige facturen is Klaagster veroordeeld bij vonnis van de Voorzieningenrechter van [datum] 2010.
De klacht
Klaagster stelt in de eerste plaats dat er nimmer een opdrachtovereenkomst tot stand is gekomen. Deze klacht is ter zitting ingetrokken.
Klaagster stelt tevens dat zij nimmer vooraf is geïnformeerd over de werkzaamheden van Verweerder, noch over het uurtarief. Klaagster acht de hoogte van de facturen niet in verhouding met de door Verweerder geleverde werkzaamheden. De bemoeienis van Verweerder was slechts het verstrekken van financieel advies met betrekking tot de echtscheiding, waarvan het belangrijkste onderdeel betrof de waardering van de aandelen van de vennootschap van haar ex-echtgenoot. Uit de enkele summiere specificaties valt in het geheel niet af te leiden wat de verrichte werkzaamheden zijn geweest. Het totaal gefactureerde bedrag staat in geen verhouding tot de geleverde diensten.
Beoordeling van de klacht
Vooropgesteld zij dat de Raad slechts een oordeel kan geven over klachten met betrekking tot facturen na een marginale toetsing daarvan. Slechts indien de facturen excessief zijn in verhouding tot de verrichte werkzaamheden zal de Raad dit in strijd achten met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur.
De Raad acht van groot belang dat het in deze zaak een particuliere cliënt betrof, die verwikkeld was in een langslepende en emotionele echtscheiding. Een dergelijke cliënt bevindt zich in een afhankelijke positie, aangezien voor het welslagen van een boedelscheiding als de onderhavige de werkzaamheden van de belastingadviseur/financieel adviseur van groot belang zijn. In een dergelijke situatie dient de belastingadviseur de belangen van de cliënt zelfstandig voor ogen te houden. Verzoeken van een echtscheidingsadvocaat om bij civiele zittingen aanwezig te zijn en alle stukken te bestuderen ontslaat de adviseur niet van de verplichting zich te verantwoorden voor zijn werkzaamheden, ook al hebben deze werkzaamheden - achteraf bezien - geleid tot het gewenste, en voor cliënt gunstige, resultaat.
Voor de Raad staat vast dat Verweerder geen enkele poging heeft ondernomen om zijn gedeclareerde uren te specificeren. Verweerder heeft ook na daartoe strekkende verzoeken van de raadsman van Klaagster geen nadere specificatie verstrekt. De omstandigheid dat hij thans niet meer aan het kantoor van Y verbonden is, is hiervoor geen verontschuldiging. Hij heeft immers niet gesteld dat hij Y heeft verzocht om inzage in het dossier en dat hem dit is geweigerd. De klacht is dan ook in zoverre gegrond.
De Raad acht het wel aannemelijk dat Verweerder de werkzaamheden, zoals door hem omschreven, ook daadwerkelijk heeft uitgevoerd. Klaagster heeft immers aanvankelijk geen enkel bezwaar gemaakt tegen de declaraties. Ook ter zitting heeft zij niet betwist dat Verweerder veelvuldig bij zittingen en vergaderingen aanwezig is geweest op verzoek van haar advocaat. Het had echter op de weg van Verweerder gelegen om het voor hem geldende uurtarief en de consequenties van zijn vele werkzaamheden voor de hoogte van de declaraties met Klaagster te bespreken. Klaagster had met deze informatie vooraf kunnen berekenen wat de kosten van Verweerders aanwezigheid bij zittingen en vergaderingen zouden zijn en met hem kunnen overleggen omtrent het nut van deze werkzaamheden. Niet is gebleken dat Verweerder dit overleg met Klaagster heeft gevoerd.
Ook dit nalaten van Verweerder acht de Raad klachtwaardig en in strijd met de eer en waardigheid van het beroep.
Nu voldoende aannemelijk is dat Verweerder de gefactureerde uren ook daadwerkelijk heeft gemaakt, kan niet worden geoordeeld dat de facturen excessief zijn. Dit onderdeel van de klacht is dan ook niet gegrond.
(volgt gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht en oplegging van een (schriftelijke) waarschuwing aan Verweerder)