U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 2 januari 2008 (T 258)

02 januari 2008

Uitspraak Raad van Tucht 2 januari 2008 (T 258)

Voorzitter: mevrouw mr. M.Y.C. Poelmann
Leden: mr. W.H. van der Meer en mr. N.J. Schutte
Griffier: mevrouw mr. C.N.H. Lokerse

 

Gewezen op de klacht van Klager

tegen

Verweerder.

1. De loop van het geding

De klacht is bij de Raad van Tucht binnengekomen op 12 april 2007. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Klager heeft hierop gerepliceerd.

Ter zitting van de Raad van Tucht op 29 oktober 2007 te Amsterdam zijn partijen niet verschenen.

2. De feiten

2.1. Gelet op hetgeen door partijen schriftelijk is verhandeld en op de overgelegde producties, merkt de Raad van Tucht voor het onderhavige geding de volgende feiten en omstandigheden als vaststaand aan.

2.2. Verweerder treedt sinds vele jaren op als adviseur van Klager. Klager heeft opdracht gegeven tot het voeren van de boekhouding, het opstellen van jaarrekeningen, notulen jaarvergadering en het verzorgen van belastingaangiften van zijn vennootschappen alsook van hem privé. De opgedragen werkzaamheden voor de vennootschappen zijn uitgevoerd tot en met 2002 en een gedeelte van 2003. De privé-aangiften inkomstenbelasting van Klager is verzorgd tot en met het jaar 2004. Daarna werden geen werkzaamheden meer uitgevoerd en werd Klager geconfronteerd met onder meer ambtshalve aanslagen.

3. De klacht

Klager stelt dat de werkzaamheden waarvoor hij opdracht heeft gegeven niet, althans niet naar behoren zijn uitgevoerd. Dit heeft bij hem tot schade geleid. Daarnaast stelt Klager dat de facturen van verweerder niet voldoende zijn gespecificeerd.

4. Het verweer

Verweerder stelt dat hij Klager steeds heeft bijgestaan wanneer Klager in problemen dreigde te raken met de belastingdienst. Verweerder heeft getracht de overige werkzaamheden naar behoren uit te voeren, maar kreeg daartoe niet de benodigde informatie van Klager. Het betrof nadere gegevens omtrent inkomsten uit het buitenland. Verweerder heeft hierom meerdere malen verzocht. Klager heeft slechts een overzicht van zijn vermogensbestanddelen verzonden, maar niet aangegeven welke inkomsten hij hieruit genoot. Vanaf 2004 weigerde Klager - ondanks herhaalde verzoeken - een sluitende administratie te verstrekken.

5. Beoordeling van de klacht

5.1. Uit de stukken blijkt dat Verweerder op 24 april 2006 aan Klager heeft verzocht om informatie in verband met in te dienen aangiften. Verweerder heeft gevraagd naar de waarde van de aandelenportefeuilles, saldi van bank- en girorekeningen en naar persoonlijke inkomsten buiten Nederland genoten. Op 25 april heeft Verweerder zijn saldi van bankrekeningen doorgegeven alsmede de waarde van zijn aandelenportefeuille. Over buitenlandse inkomsten wordt door Klager niets gemeld.

5.2. Ondanks vele verzoeken om contact of een reactie van Klager laat Verweerder na 24 april 2006 niets meer van zich horen. Uit de stukken is niet gebleken van enige reactie van Verweerder op deze verzoeken. Op 19 juni 2007 wordt Klager echter door Verweerder gecrediteerd voor het door hem betaalde voorschot in verband met aangiften vennootschapsbelasting 2004/2005 wegens "beëindiging van de relatie".

5.3. Het had op de weg van Verweerder gelegen om na het door Klager verstrekte overzicht aan te geven welke informatie nog ontbrak dan wel meer uitleg te verschaffen over de gegevens die Verweerder wilde ontvangen. Zonder uitdrukkelijke teruggave van de opdracht of andere opgaaf van reden is een jaar lang niet reageren op e-mails van de cliënt  in strijd met de eer en waardigheid van het beroep. Dit geldt temeer, nu Klager aan Verweerder heeft bericht brieven en een ambtshalve aanslag van de fiscus te hebben ontvangen en ook deze mededelingen niet tot enige actie aan de zijde van Verweerder hebben geleid. Verweerder heeft door zijn nalatigheid de belangen van Klager ernstig verwaarloosd.

5.4. Verweerder heeft  ook de klacht onvoldoende serieus genomen door geen dupliek in te dienen en zonder bericht niet op de zitting te verschijnen. Verweerder ziet kennelijk niet de ernst van zijn verzuim in.

5.5. Gelet op het voorgaande acht de Raad  de klacht gegrond. Gelet op de lange duur van de nalatigheid acht de Raad de volgende maatregelen aangewezen.

 

 6. Beslissing

De Raad acht de klacht gegrond en verstaat dat aan Verweerder een schriftelijke waarschuwing wordt opgelegd.

De beslissing is genomen door mevrouw mr. M.Y.C. Poelmann, mr. W.H. van der Meer en mr. N.J. Schutte, respectievelijk voorzitter en leden van de door de voorzitter van de Raad van Tucht voor de behandeling van deze klacht samengestelde Kamer, op 29 oktober 2007 in aanwezigheid van mevrouw mr. C.N.H. Lokerse als griffier.

De schriftelijke weergave van de beslissing - vormende de uitspraak als bedoeld in het Reglement Tuchtzaken - is door voorzitter en griffier ondertekend op 2 januari 2008.