U bent hier
Uitspraak Raad van Tucht 16 mei 2011 (10/285)
Uitspraak Raad van Tucht 16 mei 2011 (10/285). Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld waarop de Raad van Beroep uitspraak heeft gedaan op 5 augustus 2011 (11/80)
Voorzitter: mw. mr. M.Y.C. Poelmann
Leden: mr. F.M.M. Duynstee en mr. W.H.A. Kannekens
Griffier: mw. mr. K.G. Scholten
overdracht dossier aan nieuwe belastingadviseur
De feiten
Op 18 mei 2008 heeft de heer M (hierna ook: cliënt) – toen nog cliënt van Klager – een e-mail gestuurd aan Klager, met onder meer de volgende mededeling:
‘Vandaag nog even een rondje gebeld met adviseurs in de B-groep en omgeving (X), aangaande het optreden van de heren D en L.
(…)
De stelling van beide heren is absoluut onhoudbaar, hetgeen jij en ik al vermoedden. Je kunt rustig aankondigen dat indien zij willen afwijken van jouw eerdergedane aangiften (…) wij zonder schroom de procedure zullen starten.’
Op 7 mei 2009 heeft Verweerder een brief aan Klager gestuurd met onder meer het volgende:
‘De heer M, zijn echtgenote en M B.V. hebben mij gevraagd de fiscale advisering en daarmee verband houdende (administratieve) werkzaamheden per direct van u over te nemen. Dit betekent o.a. dat u de aangiften loonbelasting en omzetbelasting vanaf mei niet meer hoeft te doen. Namens M B.V. verzoek ik u wel de aangiften loonbelasting en omzetbelasting over april 2009 te doen voor zover deze niet reeds zijn ingediend.
In verband met de overname van de werkzaamheden verzoek ik u mij (afschriften) van de administratie en van de adviesdossiers toe te sturen. Verder verzoek ik u eventuele originele stukken die in uw bezit zijn (bijvoorbeeld pensioenbrieven) aan mij te zenden.’
Op 18 maart 2010 is een klacht bij de Raad van Tucht binnengekomen van cliënt en M + T B.V. (hierna: cliënten) gericht tegen Klager. De klacht hield, kort samengevat, in dat Klager weigerde op verzoek het dossier over te dragen aan de nieuwe adviseur (Verweerder) - nadat cliënten in het voorjaar van 2009 hadden besloten hun belangen niet langer door Klager te laten behartigen - en dat Klager dit afhankelijk stelde van betaling door cliënten van betwiste rekeningen.
Op 18 augustus 2010 heeft Verweerder een brief aan Klager geschreven met onder meer het volgende verzoek:
‘Naar ik begrijp (…) bent u thans bereid te voldoen aan onze eerdere verzoeken (zie bijvoorbeeld onze brief van 7 mei 2009) ten aanzien van de heer M, zijn echtgenote en M B.V. om ons de (afschriften van de) administratie en van het integrale adviesdossiers toe te sturen, alsmede de originele stukken die in uw bezit zijn (zoals bijvoorbeeld pensioenbrieven). Gelet op de ontwikkelingen in het dossier en de indieningstermijn van de aangiften vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting 2008 wil ik vrijdag 3 september 2010 de documenten laten ophalen. Kunt u mij laten weten welk tijdstip u die dag het meeste schikt?’
Klager heeft per brief met dagtekening 1 september 2010 aan mevrouw V van X het volgende bericht:
‘Naar aanleiding van uw telefoontje van heden, 1 september 2010, kan ik u berichten dat ik niet in het bezit ben van administratieve bescheiden over het jaar 2008 van de heer M.
Deze administratieve bescheiden zijn op 26 augustus 2009 door de heer C van Administratiekantoor K opgehaald.
Derhalve dat u daar zult moeten zijn voor de gegevens.
Wel, om u ten dienste te zijn, heb ik als bijlage bij dit schrijven de grootboekkaarten 2007
Meegezonden, alsmede de saldibalans en de activastaat.’
Klager heeft voorts per brief met dagtekening 1 september 2010 op voormeld verzoek van Verweerder als volgt gereageerd:
‘Na terugkeer van mijn afwezigheid, heb ik uw brief aangetroffen.
Ten eerste frappeert de suggestieve inhoud van dit schrijven mij, edoch bezijden dat kan ik u berichten dat er nooit enig misverstand is geweest over het overhandigen van dossiers, dit weet ook uw cliënt zonder meer goed en heeft u kunnen lezen.
Ik ben bereid om kopieën van de dossiers af te staan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4a, lid 5 Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs.
Noch van uw cliënt, noch van u, noch van de raadsvrouwe van de heer M, heb ik hier ooit enige positieve reactie op ontvangen.
Zodra dit wel het geval zal zijn, zal ik hieraan natuurlijk zonder meer mijn medewerking verlenen.
Met betrekking tot het overige waar u in uw brief om heeft verzocht t.b.v. de aangifte vennootschapsbelasting, kan ik u berichten dat deze aan uw collega, mevrouw V, zijn toegezonden.’
De klacht
Klager verwijt Verweerder, kort samengevat, dat Verweerder geruime tijd voordat hij dit aan hem – als medelid – berichtte, advieswerkzaamheden heeft verricht voor de thans voormalige cliënten van Klager. Voorts verwijt Klager Verweerder dat geen collegiaal overleg heeft plaatsgevonden met betrekking tot de overdracht van het dossier en dat Verweerder niet de voormalige cliënten erop heeft geattendeerd dat het wellicht zinnig was om contact op te nemen, mede gezien de bijzondere situatie in de onderhavige dossiers. Tot slot verwijt Klager Verweerder dat hij in strijd met de eer en waardigheid van het beroep heeft gehandeld door niet collegiaal te reageren op de brief van 1 september 2010.
Beoordeling van de klacht
Klager heeft een klacht ingediend, zonder deze schriftelijk afdoende te specificeren. Op zijn verzoek is de zitting ter behandeling van de klacht een keer uitgesteld. Vervolgens is Klager niet ter zitting verschenen om de klacht nader toe te lichten, noch heeft hij de klacht door iemand anders laten toelichten.
De achtergrond van artikel 4a in het Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, aangaande het overnemen van een cliënt, is het voorkomen van misverstanden over ieders vertegenwoordigingsbevoegdheid. De nieuwe adviseur dient derhalve hierover expliciet te overleggen met de cliënt en zonodig met de oude adviseur contact op te nemen om een en ander af te stemmen. Dit is zowel in het belang van de cliënt als ter voorkoming van misverstanden aan de zijde van de belastingdienst.
Klager heeft niet gespecificeerd wat in het onderhavige geval collegiaal overleg had moeten inhouden. Voorts heeft hij niet gesteld waardoor en op welke wijze in het onderhavige geval verwarring zou hebben kunnen ontstaan ten aanzien van respectievelijk Klagers en Verweerders vertegenwoordigingsbevoegdheid omtrent de advisering van cliënt. Laat staan dat Klager heeft aangegeven wat in het onderhavige geval in het belang van zijn voormalige cliënt zou zijn geweest.
Naar het oordeel van de Raad heeft Verweerder terstond nadat hij de advieswerkzaamheden voor cliënt van Klager had overgenomen, Klager dienovereenkomstig bericht. De Raad is niet gebleken dat Verweerder vóór de brief van 7 mei 2009 aan Klager al contact met hem of met de belastingdienst had kunnen of moeten opnemen om eventuele verwarring te voorkomen. Voorts ziet de Raad niet welke reactie er van Verweerder had moeten komen op de brief van Klager van 1 september 2010.
De Raad acht de klacht derhalve in alle onderdelen ongegrond.
Ten aanzien van het verzoek van Verweerder omtrent de veroordeling van Klager in de kosten van deze procedure, overweegt de Raad als volgt. Klager is een ervaren belastingadviseur en tevens lid van de NOB. De Raad is van oordeel dat van Klager verwacht had mogen worden dat hij zijn klacht ter zitting zou (doen) toelichten, temeer daar de schriftelijke toelichting ervan niet voldoende is. Als belastingadviseur weet Klager dat de wederpartij door het indienen van een klacht als de onderhavige onnodig op kosten wordt gejaagd. Gezien de omstandigheden in het onderhavige geval ziet de Raad derhalve aanleiding Klager te veroordelen in (een deel van) de kosten die zijn gemaakt door Verweerder. Op grond van informatie die Verweerder ter zitting heeft verstrekt, stelt de Raad de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen vast op € 2.500.
(Volgt ongegrondverklaring en veroordeling van Klager in de kosten van de procedure tot een bedrag van € 2.500)