U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 13 juli 2005 (T 212)

13 juli 2005

Voorzitter: Poelmann
Leden: Schutte en Doeve
Griffier: Lokerse

* verrekenen bestuursvergoeding Stichting door adviseur
* privé-facturen aan vennootschap

De feiten

Verweerder is sinds 1984 bestuurslid (secretaris)van de Stichting Aandelenbezit X. Verweerder was destijds voor deze functie gevraagd door de heer Y senior, voor wie hij sinds 1970 tevens als belastingadviseur optrad. Ook na het overlijden van de heer Y senior in 1999 bleef Verweerder aan als bestuurslid van de Stichting. De Stichting houdt alle aandelen van een pensioenvennootschap. Klager is, samen met zijn zus, certificaathouder van de Stichting.

Vanaf 1993 is de maatschap, het kantoor van Verweerder, de belastingadviseur van zowel de Stichting als de pensioenvennootschap. Voor zijn werkzaamheden als belastingadviseur factureert Verweerder aan de pensioenvennootschap.

Ieder bestuurslid van de Stichting ontvangt een vergoeding van € 454 per jaar. Deze vergoeding wordt steeds uitbetaald aan de maatschap van Verweerder.

Verweerder heeft sinds 1984, naast zijn adviseringswerkzaamheden, ook zijn bestuurswerkzaamheden aan de vennootschap op uurbasis in rekening gebracht. Verweerder heeft tevens werkzaamheden, verricht ten behoeve van mevrouw V, de zus van Klager en mede-certificaathouder van de Stichting, aan de vennootschap gefactureerd.

De klacht

Klager stelt dat Verweerder heeft gehandeld in strijd met de eer en waardigheid van het beroep, aangezien:
a. Verweerder bedragen aan de vennootschap in rekening heeft gebracht, waarvoor Verweerder als bestuurslid van de Stichting een jaarlijkse vergoeding ontving, terwijl deze vergoeding nooit is verrekend met de facturen; en
b. Verweerder bedragen in rekening heeft gebracht aan de pensioenvennootschap die betrekking hebben op werkzaamheden, verricht in opdracht en ten behoeve van mevrouw V.

Beoordeling van de klacht

De Raad stelt vast dat Verweerder destijds in zijn hoedanigheid van belastingadviseur is gevraagd om plaats te nemen in het bestuur van de Stichting. Tevens is vast komen te staan dat de door Verweerder ontvangen jaarlijkse vergoeding rechtstreeks werd betaald aan Verweerders maatschap. De Raad verwerpt op grond van deze gegevens Verweerders stelling dat zijn werkzaamheden als bestuurslid niet zijn aan te merken als werkzaamheden van een belastingadviseur. Nu ook het declaratiegedrag van belastingadviseurs valt onder het bereik van het tuchtrecht van de Orde is klager ontvankelijk in zijn klacht

Met betrekking tot het eerste onderdeel van de klacht merkt de Raad op dat Verweerder niet alleen verzuimd heeft de afspraken met de heer Y senior voldoende duidelijk vast te leggen, maar tevens heeft nagelaten bij het overlijden van de heer Y senior de bestaande afspraak opnieuw met de Stichting af te stemmen. Deze nalatigheid van Verweerder heeft geleid tot onduidelijkheid over de wederzijdse rechten en verplichtingen en daardoor tot de door Klager gestarte civielrechtelijke en tuchtrechtelijke procedures.

Verweerder heeft geen bewijs van het bestaan van de door hem gestelde afspraak overgelegd. Klager heeft zijnerzijds ook niet aannemelijk kunnen maken dat deze afspraak nimmer heeft bestaan. Wel staat vast dat Verweerder reeds aan de voorganger van de huidige vennootschap (dus vanaf 1984) zijn bestuurswerkzaamheden op uurbasis declareerde en dat deze declaraties nimmer zijn betwist. Hieruit leidt de Raad af dat het door Verweerder declareren van zijn werkzaamheden als bestuurslid op uurbasis de instemming van de heer Y senior had. Van dit declaratiegedrag kan Verweerder derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

De klacht is echter gegrond voor zover het betreft het niet verrekenen van de bestuursvergoeding, nu Verweerder zelf heeft verklaard dat dit onderdeel van de met de heer Y senior gemaakte afspraak was. Weliswaar is hij later op deze verklaring teruggekomen, maar voor deze verandering van standpunt heeft Verweerder geen verklaring gegeven, zodat de Raad hieraan voorbijgaat.

Met betrekking tot het tweede deel van de klacht stelt de Raad in de eerste plaats vast dat Verweerder werkzaamheden, verricht voor mevrouw V in privé, aan de vennootschap heeft gedeclareerd. De Raad is niet gebleken van een afspraak tussen de vennootschap en Verweerder omtrent deze declaraties. De Raad acht het vervolgens van belang dat dezelfde werkzaamheden verricht voor Klager in privé niet aan de vennootschap zijn gedeclareerd. Een lid van de Orde dient werkzaamheden voor een certificaathouder niet zonder daaraan voorafgaande afspraak met de vennootschap te declareren aan de vennootschap. De aard van de verrichte werkzaamheden en het feit dat klagers zus geen cliënte was van Verweerder doen evenmin ter zake. De Raad acht ook dit onderdeel van de klacht gegrond.

(volgt gegrondverklaring van de klacht en de oplegging van een schriftelijke waarschuwing)