U bent hier
Uitspraak Raad van Tucht 10 juli 2003 (T 190)
Voorzitter: Poelmann
Leden: Behrens en Van der Meer
Griffier: Lokerse
* onvolledigheid gegevensverstrekking kan niet aan adviseur worden tegengeworpen als deze niet meer gegevens bezit
* adviseur mag afgaan op juistheid door cliënt verstrekte gegevens
De feiten
X maakt in 1992/1993 voor het eerst gebruik van de diensten van Verweerder. Na enige tijd zegt X de relatie met Verweerder op. In de loop van 1996/1997 vervoegt X zich echter opnieuw bij Verweerder en verzoekt hem de jaarrekening 1996 op te stellen, de administratie van X bij te houden, alsmede om hem te adviseren omtrent de omzetting van de onderneming van X in een B.V. Verweerder neemt de opdracht aan, verzorgt de jaarrekening 1996/1997 en achterstallige administratie en dient het voor de omzetting vereiste verzoek in bij de Belastingdienst.
Op 16 juni 1999 komen Klaagster (de vennootschap van X) en Verweerder tijdens een bespreking overeen dat Klaagster de administratie weer voor eigen rekening gaat nemen. Een aantal dagen later kondigt Klaagster tevens aan dat zij niet meer van de diensten van Verweerder gebruik wenst te maken en dat zij overstapt naar een nieuwe adviseur. Daaropvolgend zijn bij Verweerder aanwezige documenten en bescheiden aan Klaagster overgedragen.
Naar aanleiding van een controle door de belastingdienst verzoekt de nieuwe adviseur van Klaagster bij brief van 3 januari 2000 Verweerder om aanvullende informatie. Nadat hier door Verweerder niet op wordt gereageerd doet Klaagster op 24 januari 2000 opnieuw een brief aan Verweerder uitgaan. Verweerder beantwoordt de aan hem gestelde vragen op 25 januari 2000.
De klacht
Klaagster verwijt Verweerder in strijd te hebben gehandeld met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur. Zij voert daartoe een tweetal argumenten aan. In de eerste plaats stelt Klaagster dat de beantwoording van de door haar gestelde vragen alsmede de verstrekking van door haar gevraagde informatie door Verweerder onvolledig is geweest. Weliswaar heeft Klaagster een reactie van Verweerder gekregen, maar deze reactie kon Klaagster niet verder helpen. Klaagster stelt dat het niet bij deze ene brief gebleven is, maar dat het haar talloze brieven en telefoontjes heeft gekost om een reactie van Verweerder te krijgen. In de tweede plaats beschuldigt Klaagster Verweerder ervan fouten te hebben gemaakt bij het opstellen van de jaarstukken 1996/1997.
Beoordeling van de klacht
Met betrekking tot de klacht dat Verweerder onvoldoende informatie heeft verstrekt stelt de Raad vast dat Verweerder op 25 januari 2000 heeft gereageerd op Klaagsters brief van
24 januari 2000. Het feit dat deze beantwoording door Klaagster en door de Belastingdienst als onvolledig is ervaren, aangezien het niet de gegevens bevatte die nodig waren voor de aansluiting tussen de jaarrekening 1996/1997 en 1997/1998, kan niet aan Verweerder worden tegengeworpen. Niet is gebleken dat Verweerder meer gegevens te zijner beschikking had dan zijn verstrekt aan Klaagster en de Belastingdienst. Evenmin is door Klaagster aannemelijk gemaakt dat er, behalve de brief van 24 januari 2000, andere vragenbrieven van Klaagster of van de Belastingdienst, aan Verweerder zijn verzonden.
De Raad acht mitsdien dit deel van de klacht ongegrond.
Op de beschuldiging van Klaagster dat door Verweerder fouten zijn gemaakt bij het opstellen van de jaarstukken 1996/1997 neemt de Raad als vaststaand aan dat alle stukken zijn opgemaakt op basis van inlichtingen van - en in overleg met - Klaagster zelf. Weliswaar wordt door de gemachtigde van Klaagster betwist dat het opstellen van de jaarstukken in overleg met Klaagster is gegaan, maar dit komt de Raad onwaarschijnlijk voor. Ook in de jaarstukken staat uitdrukkelijk vermeld dat deze op basis van de door Klaagster gegeven inlichtingen zijn opgesteld.
Nu X zelf niet is verschenen om de klacht omtrent het opnemen van privé-uitgaven als zakelijke uitgaven nader toe te lichten, maar zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die niet bij het overleg over de jaarrekening aanwezig is geweest, kan de Raad slechts afgaan op de verklaring van Verweerder. Deze verklaring hield in dat X uitdrukkelijk had meegedeeld dat het om zakelijke uitgaven ging (nl. verbouwingen aan het bedrijfspand). Tegenover deze stelling van Verweerder kan Klaagster niet volstaan met een ongemotiveerde betwisting door haar gemachtigde. De Raad gaat dan ook uit van de juistheid van de verklaring van Verweerder. Nu een belastingadviseur in het algemeen mag afgaan op de juistheid van de hem door zijn cliënte verstrekte gegevens kan aan Verweerder ook op dit punt tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt. Ook dit deel van de klacht is dus ongegrond.
(volgt ongegrondverklaring van de klacht)