U bent hier
Uitspraak Raad van Beroep 14 november 1997
Voorzitter : Franken
Leden : Van Delden, Warnaar
Griffier : De Kroon
* feitelijke niet onbegrijpelijke oordelen van de Raad van Tucht
* verzoek om uitstel mondelinge behandeling
Klager, X, voert aan dat Y, lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft gehandeld in strijd met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur onder meer omdat hij aan zijn zaken te veel uren heeft besteed, geen specificatie heeft gegeven van declaraties, tegen zijn wil een compromis heeft gesloten met de inspecteur, hem niet op de hoogte heeft gesteld van bepaalde fiscaal relevante feiten en ten onrechte beslag heeft doen leggen op zijn onder de belastingdienst rustende gelden.
De Raad van Tucht heeft de klacht van X op alle onderdelen ongegrond verklaard.
Na beroep te hebben ingesteld deelt X zes dagen voor de mondelinge behandeling van de zaak mede dat hij wegens een zware knie-operatie niet op de zitting aanwezig kan zijn. De Raad van Beroep beslist het verzoek van X om in verband daarmee de behandeling met circa zes weken uit te stellen niet in te willigen. X heeft vervolgens tegen deze beslissing geprotesteerd.
Op het beroep van X overweegt de Raad van Beroep:
Bij de beslissing om de zaak niet aan te houden is een afweging gemaakt tussen de belangen van X enerzijds en de belangen van Y anderzijds. Het feit dat X nog herstellende was van een knie-operatie is niet een zodanig zwaarwegende omstandigheid dat daarvoor het redelijk belang van Y bij het opheffen van de onzekerheid met betrekking tot een voor hem belastende procedure zou moeten wijken. Zowel de aard van de operatie als het tijdstip waarop X ter zitting aanwezig zou moeten zijn (16:00 uur) vormen zodanig belemmerde factoren dat X ten ene male niet bij de mondelinge behandeling van zijn zaak aanwezig zou kunnen zijn.
De klacht dat de Raad van Tucht de in zijn beroepschrift aangevoerde grieven niet of onjuist heeft vastgesteld onderscheidenlijk niet aannemelijk heeft geacht, faalt nu de vaststelling en de waardering van de feiten is voorbehouden aan de Raad van Tucht als rechter die over de feiten oordeelt en de Raad van Beroep niet is gebleken dat de door de Raad van Tucht gegeven oordelen onbegrijpelijk zijn.
(Volgt verwerping van het beroep)