U bent hier
Uitspraak Raad van Beroep 11 oktober 1993
Voorzitter : Franken
Leden : De Jong, Heuff
Griffier : De Kroon
- verzoek uitstel mondelinge behandeling
- feitelijke niet-onbegrijpelijke oordelen van de Raad van Tucht
A heeft X, belastingadviseur en Orde-lid, opdracht gegeven tot het verrichten van werkzaamheden van adviserende aard, ter zake waarvan X een bedrag declareert. A heeft X medegedeeld maandelijks slechts een fractie van het verschuldigde bedrag te kunnen aflossen en geen gebruik meer te zullen maken van zijn diensten. Tevens heeft A om teruggave van zijn administratie verzocht.
X gaat met A's voorstel niet akkoord, houdt de administratie onder zich en deelt A mede dat hij te zijnen kantore inzage kan nemen van de declaratie.
Tegelijkertijd stelt X A in gebreke onder aanzegging van de wettelijke rente en rechtsmaatregelen. Daarna wordt de rekening ter incasso overgedragen aan bureau B, dat enige tijd later aan A de verlangde specificaties overlegt.
A beklaagt zich er bij de Raad van Tucht over dat X ten onrechte geen specificaties heeft verstrekt, ten onrechte de administratie onder zich houdt en in strijd met de NOB-Statuten heeft voorgesteld de rekening te vereffenen door deelname in de omzet van A. Toen A niet verscheen ter zitting van de Raad van Tucht, heeft de voorzitter telefonisch contact met hem gezocht. A heeft de voorzitter toen medegedeeld dat de oproep voor de zitting hem niet had bereikt en hem verzocht een nadere datum voor de mondelinge behandeling te bepalen. De Raad van Tucht heeft de zitting toch doorgang laten vinden en A in het ongelijk gesteld.
Op het beroep van A tegen de uitspraak van de Raad van Tucht overweegt de Raad van Beroep:
De klacht van A, dat de Raad van Tucht de mondelinge behandeling doorgang heeft laten vinden omdat hij aan zijn mededeling dat de oproep hem niet bereikte twijfelde, mist feitelijke grondslag omdat die beslissing niet gegrond is op die veronderstelde twijfel doch op een afweging van belangen van partijen. Daarbij heeft de Raad van Tucht in alle redelijkheid het belang van X zwaarder kunnen laten wegen dan dat van A, omdat - zo overweegt de Raad van Tucht - de tuchtrechtprocedure voor X een zware belasting vormt en van hem niet nog meer tijd en kosten kunnen worden gevergd.
De overige grieven van A richten zich tevergeefs tegen feitelijke en niet-onbegrijpelijke oordelen van de Raad van Tucht.
(Volgt verwerping van het beroep)