U bent hier

Raad van Tucht 5 april 2000 (T 150)

05 april 2000

Voorzitter: Boot
Leden: Behrens en Scheer
Griffier: Den Ouden

· Reikwijdte bevoegdheid tuchtrechter
· Attitude NOB-belastingadviseur

Feiten

Verweerder, die een belastingadvieskantoor drijft, heeft een samenwerkingsovereenkomst gesloten met A B.V. Het samenwerkingsverband richt zich op de fiscale-, juridische- en administratieve dienstverlening. Tot de werkzaamheden van het samenwerkingsverband behoort mede het verrichten van een scala aan eerstelijnswerkzaamheden op civielrechtelijk terrein.
In 1998 heeft Klager (een zwager van Verweerder) een klacht jegens X ingediend bij de Geschillencommissie Installerende Bedrijven. X exploiteert een installatiebedrijf en heeft bij Klager installatiewerkzaamheden verricht.
Verweerder heeft in die procedure juridische bijstand verleend aan X.
In het door hem bij de Geschillencommissie ingediende klaagschrift, heeft Klager onder meer het volgende geschreven:
"(…)
Wij hebben nu duurbetaalde rommel in huis die niet naar behoren werkt. (…) Een monteur weigerde de instructies van de architect op te volgen (…) Ook het ophangen van de radiatoren was voor deze man een probleem en van doorwerken had hij nog nooit gehoord. (…) De spoeddienst is niet capabel storingen aan de installatie te verhelpen. (…) Hoe echter de prioriteit van de boiler moet worden geregeld zodat de mengklep van de vloer dichtloopt als de boiler wordt verwarmd is waarschijnlijk een vraag die boven de vermogens van X uitloopt.(…) Eigenlijk heeft X alleen recht op vergoeding voor de levering van 2 ketels en 2 radiatoren. De rest van de rekening is voor prullen en voor totaal onvakkundig, amateuristisch en foutief aangebrachte apparatuur. X mag blij zijn als we het hierbij laten en niet naar pers en televisie gaan. Ik hoor Sylvia Millecam, liggend op de vloer voor de radiator, hem al nomineren voor de platina eikel. Als dit het doorsnee installatiebedrijf is dan wens ik de VNI veel sterkte en wijsheid in de behandeling van de ongetwijfeld groeiende aantallen klachten die op u afkomen. (…)".

Verweerder betoogde in zijn in die procedure ingediende verweerschrift onder meer het volgende:
"(…)
Voor een goed begrip van de klacht is het helaas nodig enige achtergrondinformatie te geven over Klager. Liever doe ik dit niet, doch voor een juist perspectivisch kader en een goed begrip is dit - tegen mijn zijn - wel noodzakelijk.
Klager is een arbeidsongeschikt geraakt tandarts. Mede daardoor is hij in een negatieve spiraal omlaag geraakt. Hij is een zwartgallige en querulante persoonlijkheid.
Hij heeft met eenieder, die ook maar iets gedaan heeft aan het (in 1994-1995 gebouwde) huis (…) ruzie. Tegen elke persoon (de aannemer, alle onderaannemers, en zelfs de tuinman) heeft hij klachten ingediend. Dit doet hij uitsluitend om langs die weg geld terug te krijgen of goedkoper uit te zijn dan overeengekomen. Hij is hier bovendien trots op. Aan X heeft hij uitgebreid verteld hoe hij nu eens die persoon en dan weer deze persoon 'te pakken had'. X heeft mij, ondergetekende, meerdere malen verteld, dat hij verwachtte dat hij aan de beurt zou zijn wanneer zijn werk goeddeels klaar zou zijn. Dit is dus ook - vanzelfsprekend - gebeurd.
Klager meent - gezien zijn technische achtergrond als (voormalig) tandarts - dat hij van alle technische aangelegenheden volledig verstand heeft. Deze mening steekt hij niet onder stoelen of banken. Hij bemoeit zich dan ook voortdurend met alle technische aangelegenheden. Tijdens de installatie door X veroorzaakte deze bemoeizucht onder meer grote vertragingen.
Bovendien lijkt het dat Klager - door welke oorzaak dan ook - elk gevoel voor realiteitszin en maatschappelijke verhoudingen verloren heeft. Hij meent onder meer voortdurend beledigend te kunnen optreden. Voorts meent hij de leiding van Installatiebedrijf X te kunnen overnemen: hij dirigeert de monteurs, benadert ze rechtstreeks, stelt prioriteiten binnen de onderneming van X vast, etcetera en verwacht vervolgens dat de onderneming van X handelt zoals hij verordoneerd heeft.
Dit alles werkt binnen een normale relatie tussen de consument (Klager) en de ondernemer (X) niet bevorderlijk voor de onderlinge verstandhouding. (…)".

Op 8 oktober 1998 heeft de Geschillencommissie vorenbedoelde klacht van Klager wegens te late indiening daarvan niet-ontvankelijk verklaard. Op 23 juni 1999 heeft Klager de onderwerpelijke - tegen Verweerder gerichte - klacht ingediend bij de Raad van Tucht van de NOB.

Klacht en verweer

Klager verwijt Verweerder in strijd te hebben gehandeld met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur. Verweerder bestrijdt dit verwijt.

Beoordeling van de klacht

1. Ingeval, zoals hier, de beroepsuitoefening van een aan de NOB gelieerde belastingadviseur zich niet louter beperkt tot de fiscaaljuridische dienstverlening maar mede het verrichten van diensten van algemeen juridische aard omvat, kunnen klachten omtrent deze beroepsuitoefening - ook al zien die klachten niet (direct) op de fiscaaljuridische dienstverlening - aan het oordeel van de Raad van Tucht van de NOB worden onderworpen. Het standpunt van Verweerder dat de onderhavige klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wordt derhalve niet onderschreven door de Raad.

2. Van een bij de NOB aangesloten belastingadviseur mag - als professionele dienstverlener - in beginsel worden verwacht dat hij in een procedure bij een arbiter zich zakelijk en professioneel opstelt. Dit in gedachten houdend, hadden de gewraakte passages in het bij de Geschillencommissie ingediende verweerschrift beter achterwege kunnen blijven. Nochtans gaat het de Raad te ver om hieraan de conclusie te verbinden dat sprake is van klachtwaardig handelen aan de zijde van Verweerder. Immers, bedoelde passages vormen - naar Verweerder op aannemelijke gronden heeft gesteld - een reactie op de door Klager in diens bij de Geschillencommissie ingediende klaagschrift gedane aantijgingen jegens X. Bezien in het licht van de in dat klaagschrift gebezigde toonzetting, is de door Klager gegeven reactie invoelbaar en per saldo niet klachtwaardig: weliswaar niet ideaal, maar toch niet in strijd met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur.
(volgt ongegrondverklaring van de klacht)