U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 2 januari 2013 (T 303)

02 januari 2013

Uitspraak Raad van Tucht 2 januari 2013 (T 303)

Voorzitter: mw. mr. M.Y.C. Poelmann
Leden: mr. G.O.R. Doeve en mr. W.H.A. Kannekens
Griffier: mr. drs. L.B. Smits

Het niet specificeren van declaraties, medewerking aan overdracht van een dossier afhankelijk stellen van betaling van openstaande rekeningen, en het niet berichten dat werkzaamheden na laatste betaling zonder meer worden gestaakt is klachtwaardig.

Gewezen op de klacht van de heer A, woonachtig te B, hierna te noemen: Klager

tegen

de heer C, lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en werkzaam bij D N.V. te E, hierna te noemen: Verweerder.

1. De loop van het geding
Het klachtschrift, gericht tegen Verweerder, is bij de Raad van Tucht binnengekomen op 26 maart 2012. Verweerder heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
Ter zitting van de Raad van Tucht op 30 oktober 2012 te Amsterdam is de klacht tegen Verweerder behandeld. Ter zitting zijn verschenen en gehoord Klager, bijgestaan door mevrouw mr. F, en Verweerder.

2. De feiten
2.1. Klager is vennoot in een vennootschap onder firma (hierna: vof) die in B een broodjeszaak exploiteert onder de naam G V.O.F. Voorts heeft Klager een winstrecht (hierna: het winstrecht) ter zake van een vof in H die een broodjeszaak exploiteert onder de naam I.

2.2. Eind 2008 is Klager cliënt geworden van Verweerder. Verweerder heeft Klager aanvankelijk geadviseerd met betrekking tot geschillen met de belastingdienst die waren ontstaan in de periode dat Klager werd geadviseerd door zijn toenmalige accountant, accountantskantoor J (hierna: J). Verweerder heeft bij deze advisering zijn kantoorgenoot de heer K (hierna: K), een advocaat, ingeschakeld. K adviseerde op het gebied van het civiele recht.

2.3. Voor de aanvankelijke advisering heeft Verweerder in 2009 enige bedragen gefactureerd. Klager heeft deze bedragen betaald. De aanvankelijke advisering gaf aanleiding tot verdere dienstverlening. Daartoe is een offerte, gedateerd 13 november 2009, (hierna: de offerte) opgesteld. De offerte was gericht aan Klager en zijn echtgenote, en vermeldt onder meer:
“De werkzaamheden zijn in de volgende rubrieken onder te brengen:
1. coderen administratie;
2. samenstellen fiscaal jaarverslag;
3. aangifte omzetbelasting per maand;
4. verzorgen loonadministratie 2010, inclusief aangifte loonbelasting en jaarwerk;
5. opstellen tussentijds overzicht per kwartaal;
6. aanslag controle en overige werkzaamheden aangifte inkomstenbelasting (2x).

Deze werkzaamheden zijn voor v.o.f. G te B, waarbij de kosten ten behoeve van H in de kolom H zijn opgenomen.
Adviesuren worden apart in rekening gebracht nadat met u is overlegd.
Het honorarium wordt in rekening gebracht door middel van termijnnota’s zodra de werkzaamheden zijn afgerond ontvangt u van ons een slotafrekening, waarbij de termijnnota’s worden verrekend. De termijnbetaling bedraagt € 500 per maand bij vooruitbetaling te voldoen. Betaling dient conform onze levering- en betalingsvoorwaarden te geschieden binnen 14 dagen na factuurdatum.”

2.4. De offerte is geaccepteerd. Verweerder heeft het verzorgen van de administratie uitbesteed aan administratiekantoor L (hierna: L). In overleg met Klager is in de loop van 2010 het maandelijkse voorschot van € 500 verhoogd naar € 1.000 omdat de omvang van de door L te verrichten werkzaamheden aanzienlijk groter bleek te zijn dan verwacht. In verband hiermee zijn Klager, Verweerder en L ook overeengekomen dat Verweerder niet langer alle werkzaamheden zou declareren, maar dat L rechtstreeks aan Klager zou gaan declareren, zodat Verweerder Klager slechts nog voor advisering declareerde.

2.5. De advieswerkzaamheden die Verweerder na acceptatie van de offerte heeft verricht zagen niet alleen op het gebied van fiscaal recht maar ook op dat van arbeids-, handels- en huurrecht. De werkzaamheden op het gebied van fiscaal recht betroffen, naast het verzorgen van periodiek terugkerende verplichtingen als het doen van aangifte inkomstenbelasting en opstellen van jaarrekeningen, ook advisering en behandeling van geschillen met de fiscus inzake de etikettering van het winstrecht, bijtelling van privégebruik van een auto van de zaak in de inkomstenbelasting en aftrek van betaalde sponsorgelden. De geschillen op de andere rechtsgebieden betroffen diefstal van contant geld door een werknemer van de broodjeszaak in H, een conflict met een leverancier en een dispuut met de verhuurder en buurman met betrekking tot de plaatsing van airco’s op het dak van het door Klager gehuurde. Over al deze werkzaamheden heeft Verweerder vooraf overleg gepleegd met Klager.

2.6. In 2011 heeft Verweerder bemiddeld in het conflict tussen Klager en J. Daarvoor heeft Verweerder € 1.500 gedeclareerd, welk bedrag Klager heeft betaald. Klager vorderde in een civiele procedure vergoeding van schade, die door hem zou zijn geleden als gevolg van slechte advisering door J. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.

2.7. In 2011 is tussen Klager en Verweerder onenigheid ontstaan over de omvang van de toen nog niet betaalde bedragen ongeveer € 20.000. Klager en Verweerder hebben zonder succes geprobeerd tot een schikking te komen.

2.8. Met datum 4 juli 2011 heeft Verweerder een eindafrekening (de eindafrekening) naar Klager gestuurd. Het te betalen bedrag bedroeg € 13.726,63.

2.9. Op 13 juli 2011 heeft Klager Verweerder per e-mail te kennen gegeven dat hij zich beraadt op de eindafrekening. De e-mail vermeldt onder meer:
“inmiddels wil ik wel de stukken van de afgelopen tijd wel hebben. In afwachting wanneer ik het wel kan ophalen, hoor ik graag.”

2.10. Verweerder heeft daarop gereageerd dat hij de relevante stukken pas aan Klager zal overdragen als deze de eindafrekening volledig heeft voldaan.

2.11. Klager heeft daarop mevrouw mr. F (hierna: de advocaat) ingeschakeld. De advocaat heeft bij brief van 9 augustus 2011 Verweerder verzocht de door Klager gevraagde stukken over te dragen dan wel ter beschikking te stellen. Bij brief van 19 augustus 2011 heeft Verweerder geantwoord. Die brief vermeldt onder meer:
“De administratie van G VOF ligt gereed om bij ons kantoor afgehaald te worden tijdens kantooruren.”

2.12. Op 27 augustus 2011 zijn de relevante stukken bij het kantoor van Verweerder opgehaald. Tussen die stukken zat geen definitieve jaarrekening over het jaar 2010. De conceptjaarrekening over dat jaar had Verweerder wel eerder naar Klager gestuurd.

2.13. Klager heeft in oktober 2011 twee maal een bedrag van € 1.500 betaald en in de maanden december 2011, januari 2012 en februari 2012 maandelijks een bedrag van € 1.000. Daarna heeft Klager geen betalingen meer verricht. Verweerder heeft daarop geen werkzaamheden meer voor Klager verricht. Verweerder heeft Klager daarvan niet op de hoogte gesteld.

2.14. Een brief van 5 januari 2012 van K, gericht aan de advocaat, vermeldt onder meer:
“Indien uw cliënt zijn aan verplichtingen doet zal afschrift van de aangifte IB ’10 worden verstrekt.”

2.15. Bij voortzetting van de schikkingsonderhandelingen heeft de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs bemiddeld. Klager heeft daarbij aangeboden tegenover finale kwijting over en weer bereid te zijn een bedrag van € 11.000 te betalen (hierna: het finale aanbod). Uiteindelijk is het niet tot een compromis gekomen omdat Klager en Verweerder het er niet eens over konden worden welke reeds door Klager verrichte betalingen moesten worden begrepen in voormeld bedrag van € 11.000 en Verweerder beweerde dat hij de betalingen van € 1.000 in de maanden januari en februari 2012 niet had ontvangen.

3. De klacht
Klager verwijt Verweerder dat:
I. hij in strijd met artikel 12 Reglement heeft gehandeld door Klager niet tijdig en onverwacht te confronteren met verschuldigde bedragen die veel hoger waren dan waar Klager vooraf in redelijkheid rekening mee had hoeven houden en hij nimmer zijn uurtarief kenbaar heeft gemaakt (punten 1 en 2 van het klachtschrift);
II. hij in strijd met artikel 7 Reglement heeft gehandeld door Klager als cliënt te accepteren terwijl hij wist of behoorde te weten dat hij, gezien de omvang van de omzet en winst van de broodjeszaken, als adviseur voor een cliënt als Klager te duur was (punt 3 van het klachtschrift);
III. hij in strijd met artikel 14, lid 2, Reglement heeft gehandeld door - ondanks herhaaldelijk verzoek - geen specificatie van declaraties aan Klager te overleggen waaruit kan worden opgemaakt hoeveel uren aan welke werkzaamheid zijn besteed (punten 4 en 5 van het klachtschrift);
IV. hij in strijd met artikel 13 Reglement heeft gehandeld door bedragen te declareren die in geen verhouding stonden tot de verrichte werkzaamheden (punt 6 van het klachtschrift);
V. hij in strijd met artikel 10, lid 5, van het Reglement heeft gehandeld door de overdracht van relevante dossierstukken aan Klager afhankelijk te stellen van volledige betaling van openstaande facturen (punt 7 van het klachtschrift); en
VI. hij in strijd met artikel 1 van het Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: het Reglement) heeft gehandeld door Klager er niet van in kennis te stellen dat hij na de laatste betaling in februari 2012 geen werkzaamheden voor Klager meer zou verrichten (punt 13 van het klachtschrift).
VII. Als overige klachten heeft Klager in het klachtschrift nog aangevoerd dat:
- hij de jaarrekening over het jaar 2010 door een andere accountant opnieuw moest laten maken nu Verweerder geen definitieve jaarrekening over dat jaar heeft overgedragen, en aldus onnodige kosten heeft moeten maken;
- hij de civiele procedure tegen J had kunnen winnen als Verweerder tijdig het in zijn bezit zijnde bewijs had overgelegd;
- anderen ook zeer ontevreden zijn over de kwaliteit van de dienstverlening door Verweerder;
- Verweerder de aangiften inkomstenbelasting 2010 van Klager en diens echtgenote klaarblijkelijk niet heeft ingediend;
- Verweerder bezwaar- en beroepstermijnen voor de jaren 2006 en 2007 heeft laten verlopen;
- Verweerder Klager heeft geïntimideerd en door relevante stukken te gijzelen Klager onder druk heeft gezet betwiste openstaande rekeningen te betalen;
- Verweerder in zijn declaratiegedrag oneerlijk is geweest; en
- Verweerder nog steeds niet alle relevante stukken heeft overgedragen.

Klager heeft in zijn klachtschrift de Raad van Tucht verzocht Verweerder in de door hem gemaakte kosten te veroordelen.

4. Het verweer
Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat het hier enkel gaat om een declaratiegeschil. Voorts stelt Verweerder dat Klager gezien de omzet- en winstcijfers over de verscheidene jaren ten onrechte het beeld schetst dat Klager maar een eenvoudige pizzabakker is met een geringe omzet en winst. Verweerder stelt dat hij altijd, zowel voorafgaand als tijdens de advisering, met Klager overleg heeft gepleegd over de werkzaamheden. Verweerder geeft toe dat hij er beter aan had gedaan regelmatiger en beter gespecificeerde declaraties aan Klager te sturen. Voor het overige betwist hij de stellingen van Klager.

5. Beoordeling van de klachten
5.1. Klachtonderdelen I en III
Hoewel Verweerder naar het oordeel van de Raad van Tucht niet is tekort geschoten in de communicatie vooraf, te weten het opstellen van een duidelijke offerte (zie 2.3) en het steeds vooraf overleggen met Klager over de te verrichten werkzaamheden (zie 2.5), ligt dat anders voor het tijdig meedelen van zijn uurtarief en dat van zijn medewerkers en voor de communicatie achteraf, te weten het specificeren van de declaraties. Zo heeft hij ondanks herhaaldelijk verzoek van Klager nog steeds zijn declaraties niet zodanig gespecificeerd dat daaruit voor Klager kan blijken wie, op welke dag welke werkzaamheden heeft verricht. Verweerder heeft voorts niet kenbaar gemaakt wat zijn uurtarief was en dat de in rekening te brengen werkzaamheden het afgesproken maandelijkse voorschotbedrag ruim zouden overstijgen. Dat Verweerder ter zitting heeft toegegeven dat hij er beter aan had gedaan frequenter en informatiever te declareren en in overleg met Klager en L het maandelijkse voorschot van € 500 naar € 1.000 in de loop van 2010 is verhoogd, is voor de Raad van Tucht onvoldoende reden om tot een ander oordeel te komen. Klachtonderdelen I en III zijn derhalve gegrond.

5.2. Klachtonderdeel II
Klager heeft geen feiten of omstandigheden gesteld en aangetoond, op grond waarvan geconcludeerd moet worden dat Verweerder in redelijkheid had moeten oordelen dat Klager niet tot zijn doelgroep behoorde omdat hij voor Klager te duur zou zijn. Zo heeft Klager geen inzicht gegeven in omzet- en winstcijfers. Klager heeft ook niets gesteld over de ernst en de mogelijke gevolgen van de geschillen met de fiscus, een leverancier en de buurman/verhuurder van zijn bedrijfspand. Het had op de weg van Klager gelegen om zijn klacht zodanig te onderbouwen en met bewijsmiddelen te staven dat het voor de Raad van Tucht mogelijk was geweest hier een oordeel over te geven. Nu hij dit niet heeft gedaan kan de Raad van Tucht niet tot het oordeel komen dat Verweerder Klager tegen zichzelf in bescherming had moeten nemen door hem als cliënt te weigeren. Klachtonderdeel II is derhalve ongegrond.

5.3. Klachtonderdeel IV
De Raad van Tucht kan de hoogte van de gedeclareerde bedragen slechts marginaal toetsen. Klager heeft niet, althans niet onderbouwd, aangegeven welke gedeclareerde werkzaamheden niet zijn verricht, en ook overigens is niet gebleken dat Verweerder heeft gedeclareerd voor niet verrichte werkzaamheden. Nu partijen de Raad van Tucht geen inzicht hebben gegeven in de omvang en de aard en ernst van de verrichte werkzaamheden kan de Raad, marginaal toetsend, dan ook niet tot het oordeel komen dat hem is gebleken dat de hoogte van de gedeclareerde bedragen niet (meer) geacht moet worden in redelijke verhouding te staan tot de verrichte werkzaamheden. Klachtonderdeel IV is derhalve ongegrond.

5.4. Klachtonderdeel V
Artikel 10, lid 5, Reglement en de toelichting daarop laten er naar het oordeel van de Raad van Tucht geen misverstand over bestaan dat medewerking aan een behoorlijke overdracht niet afhankelijk mag worden gesteld van betaling van nog openstaande rekeningen. Verweerder heeft eerst na een schriftelijk verzoek van de advocaat van Klager de relevante stukken overgedragen. Daarmee heeft Verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 10, lid 5, Reglement gehandeld. Dit klemt te meer nu de omvang van de openstaande rekeningen door Klager werd betwist. Klachtonderdeel V is derhalve gegrond.

5.5. Klachtonderdeel VI
De Raad van Tucht acht het klachtwaardig dat Verweerder Klager er niet van in kennis heeft gesteld dat hij na de laatste betaling in februari 2012 geen werkzaamheden voor Klager meer zou verrichten, zodat Klager er op vertrouwde dat Verweerder ondanks de gerezen onenigheid Klagers zaken nog voldoende behartigde. Daarmee is klachtonderdeel VI gegrond.

5.6. Klachtonderdeel VII
De Raad van Tucht overweegt ten aanzien van deze klachten dat Klager, tegenover de betwisting door Verweerder, deze klachten niet feitelijk heeft onderbouwd en ook geen stukken heeft overgelegd, waaruit de juistheid van zijn stellingen zou kunnen blijken. De Raad van Tucht verwerpt deze klachten dan ook als ongegrond.

5.7. Proceskostenvergoeding
5.7.1. Voor zover Klager de Raad van Tucht heeft verzocht Verweerder te veroordelen in betaling van de door Klager geleden schade kan zijn verzoek niet in behandeling worden genomen nu de Raad van Tucht niet de bevoegdheid heeft een partij tot betaling van een schadevergoeding te veroordelen. De Raad van Tucht begrijpt het verzoek van Klager evenwel als een verzoek in de zin van artikel 10, lid 4, Reglement Tuchtzaken om Verweerder te veroordelen in de kosten die Klager voor deze klachtprocedure heeft gemaakt. Klager heeft ter zitting deze kosten geschat op € 3.000. Klager legt hieraan ten grondslag dat Verweerder ten onrechte geen schikking met hem heeft getroffen, waardoor hij gedwongen werd kosten voor deze tuchtprocedure te maken.

5.7.2. Voorop staat dat een belastingadviseur niet verplicht is met zijn cliënt een schikking over betaling van zijn facturen te sluiten. De omstandigheid dat Klager meent dat hij een redelijk voorstel heeft gedaan, maakt dit niet anders. Ook in de omstandigheid dat Verweerder tijdens die onderhandelingen onbekend was met twee door Klager gedane betalingen, ziet de Raad van Tucht geen aanleiding om Verweerder in de proceskosten gemaakt aan de zijde van Klager te veroordelen.

Gelet op hetgeen de Raad van Tucht in de onderdelen 5.1, 5.4 en 5.5 heeft overwogen, acht de Raad van Tucht de klacht jegens Verweerder gegrond en een maatregel op zijn plaats. Gelet op de ernst van de feiten acht de Raad van Tucht de maatregel van een schriftelijke waarschuwing gepast.
Gelet op hetgeen de Raad van Tucht in onderdeel 5.7.2 heeft overwogen, ziet de Raad van Tucht geen aanleiding om Verweerder in de kosten gemaakt aan de zijde van Klager te veroordelen.

6. Beslissing.
De Raad van Tucht verklaart de klachtonderdelen I, III, V en VI gegrond en verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
Verstaat dat aan Verweerder een schriftelijke waarschuwing wordt opgelegd.

De beslissing is genomen door mevrouw mr. M.Y.C. Poelman, mr. G.O.R. Doeve en mr. W.H.A. Kannekens, respectievelijk voorzitter en leden van de door de voorzitter van de Raad van Tucht voor de behandeling van deze klacht samengestelde Kamer, op 30 oktober 2012 in aanwezigheid van mr. drs. L.B. Smits als griffier.