U bent hier

Uitspraak Raad van Beroep 12 juli 2012 (11/82)

12 juli 2012

Uitspraak Raad van Beroep 12 juli 2012 (11/82) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 10 oktober 2011 (10/282)

Raad van Beroep: prof. dr. J.W. Zwemmer, mr. C.B. Bavinck en mr. M.V. Lambooij
Griffier:  drs. V.F.R. Woeltjes

Klachten tegen A en B, onder meer over specificatie van facturen uitgebracht door A. De Raad van Tucht heeft de klacht tegen A ten dele gegrond bevonden en bepaald dat aan hem een schriftelijke waarschuwing wordt opgelegd. De klacht tegen B is daarentegen ongegrond verklaard. Klagers en A gaan in beroep. Vanwege onduidelijkheid over de datum van binnenkomst blijft niet-ontvankelijkverklaring van het beroep van klagers achterwege. De in beroep bestreden oordelen van de Raad van Tucht houden stand. Ze zijn voldoende gemotiveerd en niet onbegrijpelijk.  

Gewezen op het beroep van de heer X, woonachtig te P, X1 B.V., gevestigd te P, en X2 N.V., gevestigd te Q, hierna gezamenlijk te noemen Klagers,

alsmede op het beroep van de heer A, lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en werkzaam bij C B.V. te P, hierna te noemen Verweerder A,

tegen de uitspraak van de Raad van Tucht van 10 oktober 2011 op de klacht van Klagers tegen Verweerder A en de heer B, voormalig lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en voorheen werkzaam bij C B.V. te P, hierna te noemen Verweerder B, Verweerder A en B hierna gezamenlijk te noemen Verweerders.

1. Procesverloop

1.1. Klagers hebben bij de Raad van Tucht een klacht ingediend tegen Verweerders. Deze klacht is op 30 juni 2010 bij de Raad van Tucht binnengekomen. Verweerders hebben op de klacht gereageerd met een verweerschrift dat op 29 maart 2011 is binnengekomen. Partijen hebben gere- en dupliceerd. De Raad van Tucht heeft de zaak behandeld ter zitting van 5 september 2011. Bij uitspraak van 10 oktober 2011 heeft de Raad van Tucht de klacht tegen Verweerder A ten dele gegrond verklaard en bepaald dat aan hem een schriftelijke waarschuwing wordt opgelegd. Bij diezelfde uitspraak is de klacht tegen Verweerder B ongegrond verklaard. De uitspraak van de Raad van Tucht geldt als hier herhaald en ingelast en is aan deze uitspraak gehecht.

1.2. Bij ongedateerd beroepschrift zijn Klagers in beroep gekomen tegen de uitspraak van de Raad van Tucht. Verweerders hebben bij verweerschrift van 26 februari 2012 het beroep van Klagers bestreden.

1.3. Bij beroepschrift van 11 december 2011 is Verweerder A in beroep gekomen tegen de uitspraak van de Raad van Tucht. Klagers hebben bij verweerschrift van 23 januari 2012 het beroep van Verweerder A bestreden.

1.4. De Raad van Beroep heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2012, waar zijn verschenen de gemachtigde van Klagers, alsmede Verweerders en hun gemachtigde. De gemachtigde van Verweerders heeft de zaak ter zitting onder overlegging van een pleitnota namens Verweerders toegelicht. De gemachtigde van Klagers heeft de zaak namens Klagers mondeling toegelicht.

2. Beoordeling van het beroep van Klagers

M.b.t. de ontvankelijkheid
2.1. Ingevolge artikel 11, lid 3, van het Reglement Tuchtzaken dient een beroepschrift te worden ingediend binnen twee maanden nadat het afschrift van de uitspraak van de Raad van Tucht ter post is bezorgd. In het onderhavige geval is de beroepstermijn gaan lopen na verzending van de uitspraak op 11 oktober 2011.
 
2.2. Een door het secretariaat van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs geplaatste stempel op het ongedateerde beroepschrift van Klagers vermeldt dat het op 14 december 2011, derhalve na afloop van de beroepstermijn, is ontvangen.

2.3. Desgevraagd hebben Klagers echter verklaard dat het beroepschrift op 10 december 2011, en daarmee binnen de beroepstermijn, door hun gemachtigde op het adres van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs in de aldaar aanwezige brievenbus is gedeponeerd.
 
2.4. De Raad van Beroep heeft hierin aanleiding gezien onderzoek te verrichten naar de datum van binnenkomst van het beroepschrift. Dat onderzoek heeft uitgewezen dat  niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is binnengekomen. Klagers zijn daarom ontvankelijk in hun beroep.

M.b.t. Verweerder A

2.5. De Raad van Tucht heeft geoordeeld dat hij niet beschikt over de (benodigde) gegevens om een oordeel te geven over de vragen of voldoende efficiënt is gewerkt, of Verweerder A voldoende regie heeft gevoerd en of de verrichte werkzaamheden de hoogte van de facturen rechtvaardigen.
 
2.6. Voorts heeft de Raad van Tucht geoordeeld dat hij zonder nadere onderbouwing niet kan beoordelen of Verweerder A de werkzaamheden met betrekking tot een belastingcontrole had moeten afronden, alvorens de cliëntrelatie te beëindigen. De Raad van Tucht heeft daarbij van belang geacht dat Klagers een forse achterstand in betaling hadden en geen aanbod hadden gedaan tot volledige betaling.
 
2.7. Het beroep van Klagers richt zich tegen die oordelen met het betoog dat de Raad van Tucht hen aldus voor een onmogelijke bewijsopdracht heeft gesteld.

2.8. De oordelen getuigen niet van een onjuiste verdeling van de bewijslast tussen partijen. Gelet op hetgeen partijen over en weer (onweersproken) hebben gesteld en de stukken die partijen ter onderbouwing hiervan hebben ingebracht, acht de Raad van Beroep die oordelen voorts voldoende gemotiveerd en niet onbegrijpelijk. De Raad van Beroep overweegt daarbij met name dat zelfs zonder het ter beschikking staan van de urenspecificaties, Klagers in staat zouden moeten zijn geweest hun klachten ter zake concreet te onderbouwen. De stukken bevatten echter zelfs geen begin van een dergelijke onderbouwing.

M.b.t. Verweerder B
2.9. De Raad van Tucht heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat Verweerder B op de hoogte was of had moeten zijn van de door de Duitse vennootschap aan X betaalde dividenden. Volgens de Raad van Tucht is niet gebleken dat de door Klagers bij repliek overgelegde faxen van 21 en 22 augustus 2002, die niet aan Verweerder B zijn gericht, aan Verweerder B zijn doorgestuurd.

2.10. Het hiertegen gerichte beroep faalt. Ook in het licht van de door Klagers eerst bij repliek voor de Raad van Tucht overgelegde stukken, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang bezien, is het oordeel van de Raad van Tucht dat niet is komen vast te staan dat Verweerder B heeft beschikt of had moeten beschikken over de kennis die Klagers hem toedichten, niet onbegrijpelijk. Het opschrift “z.h. Herrn B” op beide faxen maakt dit niet anders. Het oordeel is evenmin ontoereikend gemotiveerd.

3. Beoordeling van het beroep van Verweerder A

3.1.  De Raad van Tucht heeft geoordeeld dat uit de onder verantwoordelijkheid van Verweerder A verstrekte specificaties over de periode oktober 2008 tot en met week 33 van het jaar 2009, niet kan worden afgeleid hoeveel tijd door wie, op welke dag, aan welke werkzaamheid is besteed. De Raad van Tucht heeft voorts onbegrijpelijk geacht dat Verweerder A niet het door Klagers gevraagde inzicht heeft gegeven. Het niet verstrekken van dit inzicht heeft hij klachtwaardig bevonden.

3.2. Tegen die oordelen richt zich het beroep van Verweerder A.

3.3. Gebleken is dat Verweerder A ten tijde van de facturatie kon beschikken over zogenoemde “SAP-uitdraaien” over vorenbedoelde periode, waaruit - ook volgens Verweerder A - duidelijk kan worden afgeleid door wie op welke dag welke werkzaamheid is verricht. Vast staat voorts dat die ter zitting van de Raad van Tucht getoonde en vervolgens in beroep ingebrachte SAP-uitdraaien niet eerder aan Klagers zijn verstrekt.

3.4. Verweerder A was aldus kennelijk in staat meer inzicht te geven in de uitgebrachte facturen dan hij Klagers, die daar herhaaldelijk om hebben verzocht, uiteindelijk heeft gegeven. Het oordeel van de Raad van Tucht dat het niet verstrekken van dit inzicht klachtwaardig is, getuigt niet van een onjuiste opvatting over wat in dit geval van een specificatie mag worden verlangd en is niet onbegrijpelijk. Het na het indienen van de klacht verstrekken van dat inzicht door het ter zitting van de Raad van Tucht alsnog tonen van de SAP-uitdraaien, maakt dit niet anders, noch het feit dat de verstrekte specificaties inhoudelijk niet afweken van de onder verantwoordelijkheid van zijn voorganger verstrekte specificaties van eerdere facturen.

4. Beslissing

De Raad van Beroep verwerpt de beroepen.