U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 13 oktober 2010 (T 273)

13 oktober 2010

Voorzitter: Van der Wind
Leden: Sanders en Davidson
Griffier: Lokerse

- Fouten in aangifte en geschil omtrent declaraties

De feiten
Klaagster is de holdingmaatschappij van een concern, waarvan de belangrijkste activiteiten bestaan uit de productie, verkoop en exploitatie van apparaten voor het innemen van drankflessen en blikjes en het recyclen daarvan. Kantoor X was in de periode van 2003 tot augustus 2009 de belastingadviseur van Klaagster en van twee met Klaagster gelieerde maatschappijen. X heeft met name de aangiften vennootschapsbelasting over 2001 tot en met 2006 opgesteld. De verantwoordelijke partner van X was tot augustus 2008 de heer K. De heer G maakte sinds medio 2008 als senior manager onderdeel uit van het cliëntenteam.

De aangifte vennootschapsbelasting 2006 bevat een aantal onjuistheden. In de aangifte 2006 is onder meer een bedrag van € 227.958 aan dividenden van deelnemingen opgenomen als belastbaar inkomen, terwijl dit bedrag onder de deelnemingsvrijstelling valt. Er is tevens voor een bedrag van €148.986 aan aftrekposten wegens koersverschillen, andere buitengewone lasten en rente van groepsmaatschappijen over het hoofd gezien. De herziening van de aangifte op deze punten door de nieuwe adviseurs van Klaagster heeft geleid tot een vermindering van de belastbare winst over 2006 van 
€ 796.064 tot € 419.120. In de aangiften vennootschapsbelasting 2004 en 2005 zijn  vergelijkbare fouten gemaakt.

X en Klaagster zijn door middel van een engagement letter van 17 juli 2007 vaste vergoedingen overeengekomen voor het opstellen van de aangifte 2006 en het vaststellen van de VpB-voorzieningen over 2006 en 2007. De engagement letter stelt: 'In addition, it is agreed that X will complete the 2006 and 2007 tax returns for A Holding NV, B BV and C Holding NV for a fixed fee of € 12.000 in total, under the assumption that all annual accounts are accurate and provided on time. X will charge time spent at her regular rates, should these accounts not be provided on time or prove to be inaccurate. Out of the scope or additional services will be billed separately in accordance with the first paragraph of this section, unless other arrangements have been made in writing.'

X heeft voor haar werkzaamheden voor Klaagster en twee gelieerde maatschappijen in de periode juli 2008 tot en met april 2009 € 89.134 exclusief BTW in rekening gebracht. De facturen betreffen het opstellen van de aangiftes vennootschapsbelasting 2006 en enkele overige werkzaamheden.

De klacht
Klager stelt dat X (in de persoon van Verweerders) zich klachtwaardig heeft gedragen, zowel ten aanzien van de kwaliteit van het werk als het daarvoor in rekening gebrachte honorarium.

Met betrekking tot de kwaliteit van het werk stelt Klaagster dat X heeft nagelaten om het grootboek van Klaagster op te vragen. Doordat X uitsluitend is afgegaan op  de jaarrekening zijn belangrijke posten aan haar aandacht ontsnapt en heeft zij niet de juiste vragen kunnen stellen. X had zelf onderzoek dienen te verrichten en door dit na te laten is het vrijgestelde voordeel uit deelnemingen gemist. Dit geldt ook voor de aftrekposten die niet door X zijn verwerkt. Verder heeft X verzuimd de posten ‘waardering deelnemingen’ en ‘schulden aan deelnemingen’ nader uit te splitsen en te specificeren.

Wat betreft de declaraties stelt Klaagster dat het nooit de bedoeling van partijen is geweest om alleen de echte compliance werkzaamheden ter zake van de aangifte VpB 2006 onder de engagement letter te laten vallen. Klaagster meent dat de engagement letter zag op het verzorgen van de aangiftes en alles wat daarmee samenhangt, zoals advisering, overleg, afstemming met de belastingdienst en het verzamelen van de gegevens bij Klaagster. X was bekend met de omvang en werkwijze van Klaagster en de wijze waarop zij haar gegevens aanlevert. Klaagster mocht ervan uitgaan dat daarmee in de prijsopgave rekening was gehouden.

Klaagster stelt daarnaast dat de engagement letter duidelijk maakt dat alleen additionele werkzaamheden tegen de geldende tarieven in rekening zouden worden gebracht. X heeft volgens Klaagster echter alle werkzaamheden tegen geldende uurtarieven in rekening gebracht en de prijsafspraken genegeerd. Tenslotte wijst Klaagster op een aantal onduidelijkheden en discrepanties in de declaraties.

Klaagster houdt zowel de heer K als de heer G verantwoordelijk voor de onjuiste aangifte en de te hoge declaraties. Volgens Klaagster was de heer K tot augustus 2008 als eindverantwoordelijke partner betrokken bij de aangiftes vennootschapsbelasting. Na augustus 2008 heeft de heer G zich gepresenteerd als belastingadviseur van Klaagster, aangezien de heer G het belangrijkste aanspreekpunt was. De heer G heeft Klaagster in de Verenigde Staten bezocht, de correspondentie met de belastingdienst staat op zijn naam, het merendeel van de correspondentie van X met Klaagster is door hem gevoerd en hij wordt genoemd als referentie op de facturen van X. G heeft niet alleen werkzaamheden verricht met betrekking tot de management fee, maar ook met betrekking tot de VpB-aangifte 2006.

Beoordeling van de klacht
De klacht jegens X is niet-ontvankelijk.

Ten aanzien van de betrokkenheid van de heer K bij de werkzaamheden waar de klacht op ziet, stelt de Raad vast dat de heer K hier geen enkele bemoeienis mee heeft gehad. Aangezien de heer K na augustus 2008 niet meer werkzaam was bij X en hij niet betrokken is geweest bij de aangifte 2006 noch bij de nadien verzonden facturen, is de klacht tegen hem niet- ontvankelijk.

Ter zitting is het de Raad duidelijk geworden dat de heer G weliswaar niet eind-verantwoordelijk was voor de aangifte 2006, maar dat hij als senior-manager betrokken is geweest bij de totstandkoming ervan. Ondanks het door de heer G aangevoerde verweer dat de aangifte 2006 opgesteld is door de compliance afdeling binnen X, mag van een senior manager verwacht worden dat hij deze aangifte controleert. Daarnaast heeft de heer G zich als verantwoordelijke manager gepresenteerd richting Klaagster. Hij was het aanspreekpunt, heeft Klaagster bezocht in de Verenigde Staten en de correspondentie gevoerd. Tevens is het daarbij van belang dat de heer G uren heeft gedeclareerd welke zien op werkzaamheden voor Klaagster. De Raad acht derhalve de klacht tegen de heer G ontvankelijk.

De klachten omtrent de aangifte 2006 zien op een viertal onderdelen, te weten vrijgestelde dividenden, aftrekbare kosten, verschillen in waarde van vorderingen en verschillen in waardering van deelnemingen. Van Klaagster mag in deze procedure verwacht worden dat hij gedetailleerd aantoont welke fouten er door Verweerders gemaakt zijn en waarom Verweerders op basis van de informatie waarover zij beschikten hadden moeten weten dat zij ofwel zaken over het hoofd zagen, danwel hadden moeten doorvragen.  Klaagster heeft dit echter niet gedaan.

Met betrekking tot de dividenden sluit de Raad niet uit dat zowel de jaarrekening dusdanig was opgemaakt dat Verweerders ook na ontvangst van nadere specificaties van Klaagster daaruit niet konden opmaken dat sprake is geweest van dividendinkomsten. De Raad kan zich niet vinden in Klaagsters stelling dat Verweerders het grootboek hadden moeten opvragen. Bij het voorbereiden van een aangifte vennootschapsbelasting mag een belastingadviseur in beginsel uitgaan van de juistheid van een door accountants gecontroleerde jaarrekening en van de door cliënt zelf aangeleverde bescheiden.

Omtrent de overige klachten met betrekking tot de aangifte acht de Raad zich niet in staat een oordeel te vellen nu Klaagster noch Verweerders hun standpunt nader hebben gespecificeerd. Klaagster heeft op deze punten het laakbaar handelen van Verweerders niet aannemelijk gemaakt.

De Raad beoordeelt de door Klaagster bijgevoegde declaraties marginaal en treedt niet in de door Klaagster aangevoerde mogelijke onjuist of onterecht gefactureerde bedragen en discrepanties. De Raad acht de declaraties niet zodanig hoog dat Verweerders hiermee hebben gehandeld in strijd met de eer en waardigheid van het beroep.

Niettegenstaande hetgeen is overwogen onder 5.3. is de Raad van oordeel dat de heer G met betrekking tot de aangifte 2006, alsmede met betrekking tot de door X verstuurde declaraties, geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

(volgt gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaring en voor het overige ongegrond verklaring van de klacht)