U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 26 juni 2002 (T 169)

26 juni 2002

Voorzitter: Poelmann
Leden: Van Doeveren en Scheer
Griffier: De Vries

De gestelde niet-nakoming door Verweerders van de vaststellingsovereenkomst met Klager houdt geen verband met hun beroepsuitoefening als lid van de NOB en wordt derhalve niet door het tuchtrecht bestreken

Feiten

Klager oefende vanaf 1982 in de vorm van een eenmanszaak het beroep van accountant uit. In 1991 werd de eenmanszaak ingebracht in een besloten vennootschap.
Op 1 juli 1993 en begin 1998 traden onderscheidenlijk Verweerder B en C in loondienst bij de besloten vennootschap.
Met ingang van 1 juli 1998 zijn Klager, Verweerder B en C een maatschap aangegaan onder de naam D. Per 1 januari 1999 is Verweerder A toegetreden tot de maatschap.
Op 11 december 2000 zijn Klager en de overige maten in de maatschap D een vaststellingsovereenkomst aangegaan, omdat er, mede met het oog op de voorgenomen toetreding van twee nieuwe maten tot de maatschap, behoefte bestond aan duidelijkheid over de bedragen gemoeid met de voorgenomen uittreding van Klager als maat en aan beëindiging van een geschil tussen Klager en Verweerders dat aanleiding had gegeven tot de indiening van een klacht door Klager tegen Verweerders bij de Raad van Tucht op 15 mei 2000. In die vaststellingsovereenkomst werd onder meer:
- de afwikkeling van het winstrecht van Klager geregeld;
- overeengekomen dat Klager vanaf 1 december 2000 geen lid meer zou zijn van de maatschap;
- vastgesteld dat Klager, zolang zijn financiële belang bij de maatschap zou voortduren, een bijzondere status zou bezitten die hem terbeschikkingstelling van bepaalde informatie en een inzagerecht in de administratie van de maatschap garandeerde; en
- overeengekomen dat de klacht bij de Raad van Tucht zou worden ingetrokken.
Klager heeft de door hem op 15 mei 2000 ingediende klacht vervolgens bij brief van 11 december 2000 ingetrokken.
Klager heeft de klacht die thans aan de orde is primair ingediend tegen Verweerders, subsidiair tegen C, voorzitter van de maatschap E (voorheen D) dan wel tegen die maatschap zelf. Op de zitting heeft Klager de klacht evenwel uitdrukkelijk beperkt tot Verweerders.

Klacht

Verweerders schieten toerekenbaar tekort in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, aangezien het winstrecht van Klager niet (volledig) wordt betaald en Klager slechts voor een beperkt deel inzage krijgt in de schriftelijke stukken van de maatschap. Dat is niet alleen civielrechtelijk onaanvaardbaar, maar druist ook in tegen de eerlijke en nauwgezette beroepsuitoefening door leden van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. Bovendien hebben Verweerders de eer en waardigheid van het beroep aangetast.
Ter zitting heeft Klager tevens verzocht Verweerders te veroordelen in de kosten van het geding.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van de klacht

1. Ingevolge art. 14, lid 1, Statuten Nederlandse Orde van Belastingadviseurs en art. 2 Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs is een lid gehouden zijn arbeid eerlijk en nauwgezet te verrichten en zich te onthouden van al hetgeen in strijd is met de eer en waardigheid van het beroep. Bij art. 2, lid 1, eerste volzin, Reglement Tuchtzaken is bepaald dat de Raad van Tucht elke klacht omtrent de beroepsuitoefening van een lid van de vereniging in behandeling neemt.
2. De Raad van Tucht is met Verweerders van oordeel dat de klacht geen verband houdt met hun beroepsuitoefening als lid van de vereniging. De klacht ziet op de gestelde niet-nakoming van de vaststellingsovereenkomst door Verweerders. Ter zitting is van de zijde van Verweerders meegedeeld dat dit ook de inzet is van een inmiddels bij de arrondissementsrechtbank te Z aanhangig gemaakte civiele bodemprocedure. Verweerders waren bij de (totstandkoming van de) vaststellingsovereenkomst niet betrokken in hun hoedanigheid van belastingadviseur, maar als leden van de maatschap/ondernemer. Dit handelen van Verweerders wordt derhalve niet door het tuchtrecht bestreken.
3. De conclusie kan dan ook geen andere zijn dan dat de klacht niet-ontvankelijk is. Dienovereenkomstig zal worden beslist. Voor veroordeling van Verweerders in de kosten die Klager terzake van het geding heeft gemaakt, is, gelet op art. 10, lid 4, Reglement Tuchtzaken, geen plaats.

(volgt niet-ontvankelijkverklaring van de klacht)