U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 13 oktober 2009 ( T 265)

12 oktober 2009

Voorzitter: Van der Wind
Leden: Duynstee en Nota
Griffier: Lokerse

  • advies om T-biljetten van werknemers zelf in te vullen en in te dienen bij belastingdienst
  • beroepsaansprakelijkheidverzekering leden NOB

De feiten
In augustus 2005 heeft X Holding B.V., waarvan Klager enig aandeelhouder was, Verweerder ingeschakeld bij een controle loonbelasting over de jaren 1999 tot en met 2004 met betrekking tot de vennootschap X B.V..  X B.V. was in 2004 door X Holding B.V. verkocht aan Y B.V., maar kort na deze verkoop is de belastingdienst een loonbelastingonderzoek gestart bij X B.V. Dit onderzoek heeft geleid tot een naheffingsaanslag loonbelasting voor X B.V. over het jaar 1999. In juli 2005 dreigden verdere naheffingsaanslagen loonbelasting over de jaren 2000 tot en met 2004. De materiële belastingschuld over deze jaren bedroeg op dat moment € 2.400.000.

Y B.V. heeft in 2005 een civielrechtelijke procedure aangespannen tegen Klager over de gevolgen van de loonbelastingcontrole. Tegelijkertijd bleven Klager en zijn echtgenote in gesprek met de belastingdienst over de loonbelasting over de jaren 1999 tot en met 2004.
Verweerder stond Klager bij in de civiele procedure en in de onderhandelingen met de belastingdienst.

Het loonbelastinggeschil met de belastingdienst betrof gebreken in de administratief vastgelegde identificatie van honderden werknemers van X B.V. Dit leidde volgens de belastingdienst tot toepassing van het anoniementarief in de loonbelasting en daarenboven brutering wegens veronderstelde niet-verhaalbaarheid van de verschuldigde loonbelasting op de werknemers van X B.V.

Verweerder heeft Klager op 27 september 2005 geadviseerd om de betrokken medewerkers een T-biljet te laten invullen voor het jaar 2000. Op deze wijze kon de door de naheffingsaanslag loonbelasting 2000 teveel ingehouden loonbelasting via de inkomstenbelasting terug gevraagd worden.

De lijst van namen van 76 medewerkers van X B.V. die volgens de belastingdienst anoniem zouden zijn werd op 29 december 2005 door de belastingdienst bekend gemaakt aan Klager en Verweerder. Verweerder heeft Klager die dag gewezen op het feit dat het T-biljet voor het einde van het jaar 2005 ingediend moest zijn, aangezien anders de verjaringstermijn van 5 jaar zou verstrijken.

Klager en diens echtgenote hebben vervolgens op advies van Verweerder de T-biljetten zelf ingevuld met behulp van een door Verweerder ter beschikking gestelde cd-rom en op 30 en 31 december 2005 ingediend bij de belastingdienst. De T-biljetten werden vergezeld door een brief van Klager met de mededeling dat de indiening diende 'ter behoud van rechten'. De T-biljetten waren alle voorzien van het bankrekeningnummer van X Holding B.V. en waren alle p/o ondertekend door Klager en diens echtgenote.

In januari 2006 wordt een voorlopig compromis bereikt tussen Klager en de belastingdienst over de jaren 1999 tot en met 2004. Uiteindelijk is het compromis pas gesloten in oktober 2006. Klager ontving in de maanden januari, februari en maart 2006 nog drie brieven van de belastingdienst met betrekking tot de T-biljetten en het verzoek om de machtigingen tot het doen van aangifte over te leggen. Klager heeft ter zitting erkend dat hij deze brieven van de belastingdienst niet heeft beantwoord of heeft doorgegeven aan Verweerder. Klager en zijn echtgenote waren in de veronderstelling dat aan deze brieven geen gehoor meer hoefde te worden gegeven, aangezien de onderhandelingen met de belastingdienst over de loonbelastingkwestie in een zeer vergevorderd stadium waren en er al een gedeeltelijk compromis was bereikt.

Op 29 augustus 2006 worden Klager en zijn echtgenote thuis door de FIOD aangehouden en meegevoerd naar het politiebureau. De strafrechtelijke vervolging is gebaseerd op het valselijk opmaken van T-biljetten over het jaar 2000.

Klager en zijn echtgenote zijn vrijgesproken. De rechtbank achtte niet bewezen dat er sprake was van valsheid in geschrifte.

De klacht
De klacht bestaat uit twee onderdelen.
Klachtonderdeel A tegen Verweerder luidt dat Verweerder eind december 2005 het onjuiste advies heeft gegeven om namens 76 medewerkers van X B.V. T-biljetten in te vullen en in te dienen bij de belastingdienst, zonder dat de medewerkers hiervan op de hoogte waren. Een dergelijke handelwijze is niet toegestaan en dit had Verweerder moeten weten. Klager is door deze handelwijze in grote problemen gekomen en is in een strafrechtelijke procedure beschuldigd van valsheid in geschrifte.

Klachtonderdeel B omvat het verwijt dat Verweerder heeft geweigerd de schade die Klager heeft geleden als gevolg van dit advies te betalen. Klager stelt daarbij dat Verweerder geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft afgesloten, terwijl dit op grond van artikel 10 van het Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs wel verplicht is.


Beoordeling van de klacht
De Raad stelt allereerst vast dat hij niet tegemoet kan komen aan het verzoek van Klager tot schadeloosstelling en financiële genoegdoening. Dit is ter zitting aan Klager medegedeeld. Het verzoek van Klager tot vaststelling van een schadevergoeding komt daarmee te vervallen.

De Raad stelt met betrekking tot klachtonderdeel A vast dat, gezien de complexiteit van de loonbelastingproblematiek, Verweerder meer zorg had behoren te betrachten bij de afhandeling hiervan. Verweerder had moeten weten dat het indienen en ondertekenen van T-biljetten door anderen dan de belastingplichtigen niet mogelijk is zonder volmacht. Het had dan ook op de weg van Verweerder gelegen om ervoor te zorgen dat de indiening van de biljetten geen problemen voor Klager zou veroorzaken, door bijvoorbeeld een begeleidende brief met uitleg aan de belastingdienst te verzorgen of zelf direct na de jaarwisseling contact te zoeken met de belastingdienst en nadere uitleg te verschaffen.

Verweerder is derhalve eind december 2005 tekort geschoten in de begeleiding van Klager. De omstandigheden van het moment, zoals drukte rondom de jaarwisseling, maken de gekozen handelwijze te begrijpen, maar vormen daarvoor geen rechtvaardiging.

Verweerder had echter niet behoeven te voorzien dat de indiening van de biljetten zou leiden tot de voor Klager en diens echtgenote traumatische aanhouding en afvoering door de FIOD. In die zin kan hiervan aan Verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden.

Ten overvloede zij opgemerkt dat het Klager als goed cliënt had betaamd de brieven van de belastingdienst met betrekking tot de T-biljetten, ondanks de onderhandelingen, onder de aandacht van Verweerder te brengen. Het stilzwijgen van Klager op die drie verzoeken om toezendingen van de nodige machtigingen heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de situatie waarover Klager thans klaagt.

Met betrekking tot klachtonderdeel B stelt de Raad vast dat Verweerder ter zitting heeft aangegeven geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering te hebben afgesloten. Een dergelijke verzekering is voor NOB-leden verplicht op grond van artikel 10 van het Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs. De Raad acht het ontbreken van een dergelijke verzekering klachtwaardig.

(volgt gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht en oplegging van een schriftelijke waarschuwing)