U bent hier
Uitspraak Raad van Tucht (06/246)
Voorzitter: mr. F. van der Wind
Leden: mr. W.T.I.M. Nota en mr. W.H.A. Kannekens
Griffier: mevrouw mr. T.N. van Rijn
* Onkunde over het Franse recht en de Franse taal disculpeert niet.
Feiten
Verweerder was belastingadviseur van belanghebbende. In december 2002 verhuisde Klaagster, geboren in 1925, naar Frankrijk. Op verzoek van Klaagster is Verweerder haar fiscale belangen blijven behartigen.
Tot de gedingstukken behoren circa 15 brieven van Klaagster aan Verweerder uit de periode mei 2004 tot en met maart 2006, waarbij zij hem fiscaal relevante stukken toezendt, hem vragen stelt en hem verzoekt om schriftelijk te reageren. In die periode heeft Verweerder aan Klaagster drie declaraties en circa vijf brieven gezonden. In de laatste brief heeft Verweerder de relatie met Klaagster met onmiddelijke ingang "opgeschort".
Verweerder heeft de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2003 en 2004 van Klaagster opgesteld en ingediend. De opgelegde (voorlopige) aanslagen waren in eerste instantie te hoog vastgesteld en zijn na door Klaagster ingediend bezwaar verminderd. De Franse Belastingdienst heeft over de jaren 2003 en 2004 boetes opgelegd in verband met het doen van te late aangiften.
De klacht
Klaagster stelt dat Verweerder heeft gehandeld in strijd met de eer en waardigheid van het beroep, meer in het bijzonder de ten aanzien van Klaagster geldende zorgplicht. Verweerder heeft onvoldoende gereageerd op de brieven en vragen. Ook zijn de Nederlandse en Franse aangiften niet tijdig ingediend met alle gevolgen van dien. Ook heeft Verweerder niet laten weten dat aangiften ingediend waren. Verweerder had niet zomaar de relatie mogen opzeggen doch had eerst een oplossing moeten (helpen) zoeken voor de ontstane problemen.
Beoordeling van de klacht
De bevoegdheid van de Raad is niet beperkt tot het handelen van een lid met betrekking tot het Nederlandse belastingrecht.
Uit de stukken blijkt dat Verweerder in de periode na de verhuizing naar Frankrijk tot circa mei 2005 Klaagsters brieven niet heeft beantwoord. Pas nadat Klaagster haar brief van 22 mei 2005 aan Verweerder, zowel aangetekend als per gewone post en naar meerdere van zijn adressen, heeft toegezonden, heeft Verweerder daarop gereageerd met zijn brief van 27 mei 2005. Klaagster heeft vervolgens met begrip op zijn in laatstgenoemde brief vermelde problemen gereageerd, doch nadien is de communicatie tussen Klaagster en Verweerder verder verslechterd door toedoen van Verweerder. Bovendien zouden de bijgevoegde stukken, met name de te hoge Nederlandse aanslagen en de Franse aanmaningen, een zorgvuldig handelende belastingadviseur direct tot handelen moeten hebben aanzetten en is in deze niet gebleken dat dat is gebeurd. In zoverre kan Verweerder dan ook een verwijt worden gemaakt.
Verweerder heeft als verweer aangevoerd dat hij geen kennis heeft op het gebied van de Franse taal en het Franse recht. Hij stelt voorts dat hij Klaagster heeft gewezen op zijn onkunde op die gebieden en dat hij slechts op aandringen van Klaagster de opdracht heeft aanvaard. Dit disculpeert hem echter allerminst. Integendeel, juist nu hij zich bewust was van zijn gebrek aan kennis op dat gebied, had hij de opdracht, ondanks het kennelijke aandringen van Klaagster, niet mogen aanvaarden, in ieder geval niet zonder een deskundige te raadplegen over de Franse situatie. Voorts kan het niet-reageren op brieven niet worden geweten aan zijn gebrek aan kennis op het voornoemde gebied, al is het maar omdat de brieven in ieder geval voor een deel betrekking hebben op het Nederlandse recht. Het kan Verweerder voorts worden verweten niet adequaat te hebben gehandeld op het gebied van de Franse aangiften.
De fiscale omstandigheden waarin Klaagster verkeerde op het moment dat Verweerder de relatie "opschortte", was dusdanig dat hij zijn werkzaamheden niet geheel mocht staken. Ook in zoverre kan Verweerder derhalve een verwijt worden gemaakt.
De Raad acht de klacht gegrond en verstaat dat aan Verweerder een schriftelijke berisping wordt opgelegd.