U bent hier

Uitspraak Raad van Tucht 8 april 2008 (07/255)

08 april 2008

Uitspraak Raad van Tucht (07/255)
Voorzitter: mr. F. van der Wind
Leden: mr. drs. P.J.M. Bruin en mr. W.T.I.M. Nota
Griffier: mevrouw mr. S.E. Postema

- expertise op gebied tewerkstellingsvergunningen voorgewend?
- belangenconflict?

De feiten
Klaagster houdt zich bezig met werkzaamheden die hoofdzakelijk worden uitgevoerd door tijdelijke arbeidskrachten van buiten de Europese Unie. Deze arbeidskrachten dienen veelal over een tewerkstellingsvergunning te beschikken. Verweerder treedt sinds november 2000 op als belastingadviseur van X en met ingang van het tweede kwartaal 2001 tevens van de aan X gelieerde vennootschappen. Medio 2002 heeft X naar aanleiding van een incident bij een Duitse concurrent Verweerder verzocht om de problematiek rond tewerkstellingsvergunningen van specialisten die niet uit Europa afkomstig zijn te onderzoeken en oplossingen aan te dragen. Verweerder heeft hiertoe contact gelegd met verschillende specialisten in het buitenland. Vanaf medio 2003 heeft X de hiervoor bedoelde vennootschappen gefaseerd verkocht aan Klaagster, die sinds oktober 2007 100% aandeelhouder is. Verweerder is na de eerste tranche van de gefaseerde verkoop adviseur gebleven van X c.s. en is doorgegaan met het onderzoek naar de tewerkstellingsproblematiek.

De klacht
Klaagster klaagt dat:
a. Verweerder zich buiten zijn expertise heeft begeven met betrekking tot werkzaamheden ten aanzien van tewerkstellingsvergunningen in Nederland en andere Europese landen en niet tijdig en juist heeft geïnformeerd;
b. Verweerder tegenstrijdige belangen behartigde door werkzaamheden na de eerste tranche van de gefaseerde verkoop in het belang van Klaagster te verrichten, terwijl Verweerder tevens doorging met algemene belangenbehartiging van de verkoper;
c. Verweerder Klaagster voorafgaande aan de overname niet op juiste wijze heeft voorgelicht. Verweerder had een actieve rol bij de begeleiding van de overname en het verschaffen van informatie aan de koper. Bij een juiste voorstelling van zaken was nimmer deze transactie tot stand gekomen, maar hoogstens een transactie onder volledig andere voorwaarden. Ter zitting heeft Klaagster verklaard dat naar haar mening Verweerder adviseur was van Klaagster als koper;
d. Verweerder kan worden vereenzelvigd met X en diens vennootschappen, aangezien de vennooschappen van X het posadres van Verweerder gebruiken en Verweerder commissaris en statutair bestuurder is van een vennootschap van X.

Beoordeling van de klacht
a. De Raad acht niet aannemelijk gemaakt dat Verweerder zich als expert op het gebied van tewerkstellingsvergunningen heeft geprofileerd. De Raad hecht waarde aan de verklaring van Verweerder dat hij op verzoek slechts coördinerend heeft opgetreden en wijst daarbij op de door Verweerder ingeschakelde experts. Dat Verweerder Klaagster niet (tijdig) en onjuist heeft geïnformeerd is niet gebleken.
b. De Raad is van oordeel dat Verweerder zijn positie voor en na de overname, die in fases zou verlopen gedurende een aantal jaren, ten opzichte van Klaagster onvoldoende duidelijk heeft gemaakt. Het had op de weg van Verweerder gelegen om duidelijk aan te geven aan Klaagster dat hij geen adviseur was van Klaagster als koper. De bij Klaagster ontstane verwarring had daarmee waarschijnlijk voorkomen kunnen worden. De Raad acht het nalaten van Verweerder op dit punt echter niet tuchtrechtelijk laakbaar, aangezien naar het oordeel van de Raad niet daadwerkelijk sprake is geweest van tegenstrijdige belangenbehartiging. Beide partijen hadden naar het oordeel van de Raad immers baat bij een goed verloop van de gang van zaken omtrent de tewerkstellingsvergunningen. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat Klaagster nadeel heeft ondervonden van Verweerders gebrek aan duidelijkheid op dit punt.
c. De Raad meent dat niet aannemelijk is geworden dat Verweerder ten tijde van de overname en daarna onjuiste of onvoldoende informatie heeft verschaft; dit deel van de klacht is niet met feitelijke informatie onderbouwd.
d. Het is de Raad niet duidelijk wat Klaagster bedoelt met de klacht omtrent (juridische) vereenzelviging. De Raad meent dat van belangenverstrengeling geen sprake is geweest. Het zijn van statutair bestuurder en/of commissaris acht de Raad op zich niet in strijd met artikel 9 van het Reglement Beroepsuitoefening Nederlandse Orde van Belastingadviseurs.

 (volgt ongegrondverklaring van de klacht)