U bent hier
Uitspraak Raad van Beroep 29 april 1997
Voorzitter : Franken
Leden : Langeveld, Rood
Griffier : De Kroon
- begrip reclame
- gestandaardiseerde brief
- verboden dienstaanbieding
X en Y, leden van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, hebben aan ruim 4000 Nederlandse bedrijven met moeder- of dochtervennootschappen in het buitenland een brief met bijlagen doen uitgaan, waarin zij hun diensten aanbieden. Zij hebben daarbij gebruik gemaakt van het adressenbestand van een mailingbureau dat in het briefhoofd de naam vermeldt van de voor de financiële of fiscale zaken verantwoordelijke functionaris.
Het Bestuur van de Nederlandse Orde van belastingadviseurs meent dat X en Y een verboden dienstaanbieding hebben gedaan en aldus hebben gehandeld in strijd met de eer en waardigheid van het beroep van belastingadviseur.
De Raad van Tucht oordeelt evenwel dat sprake is van - niet verboden - algemene informatieverstrekking.
Op het beroep van het Bestuur overweegt de Raad van Beroep:
Artikel 3a van het Reglement Beroepsuitoefening NOB (het reglement) verbiedt een lid anders dan door reclame, zijn diensten aan te bieden aan iemand die niet zijn cliënt is, tenzij dit schriftelijk geschiedt in een gestandaardiseerde brief.
Het (- op grote schaal-) verzenden aan een met name genoemde persoon van een brief als de onderhavige met specifieke voorlichting over een technisch gecompliceerd fiscaal probleem al dan niet in combinatie met een publicatie en vergezeld van een antwoordenveloppe kan niet worden aangemerkt als het maken van reclame in de zin van artikel 3a van het reglement aangezien daarvoor zowel de vereiste openbaarheid als het algemeen voorlichtend karakter ontbreekt. Voornoemde toezending met gebruikmaking van het adressenbestand van een mailingbureau moet worden aangemerkt als het aanbieden van diensten anders dan in de vorm van reclame.
Het aanbieden van diensten aan niet-cliënten is ingevolge artikel 3a slechts toegestaan indien de dienstaanbieding geschiedt in een gestandaardiseerde brief. Wat daaronder moet worden verstaan kan niet worden beantwoord buiten de context waarin de leden van de NOB op de vergadering van 3 oktober 1988 hebben ingestemd met het voorstel tot opheffing van het reclameverbod. Voorafgaande aan de vaststelling van genoemd artikel is daarbij uitdrukkelijk aangetekend dat het - ongeacht de inhoud en de grootte van de oplage - ondanks technische mogelijkheden daartoe, niet is toegestaan de toegezonden brieven te voorzien van persoonsnaam en adres.
Nu bij de opheffing van het reclameverbod van doorslaggevende betekenis is geweest dat brieven niet persoonlijk zijn gericht en vaststaat dat ook toen reeds de technische mogelijkheden daartoe bekend waren, komt aan het feit dat het thans in wijde kring gebruikelijk is om brieven met gelijke inhoud op grote schaal persoonlijk te adresseren en in zoverre van gestandaardiseerde direct mail kan worden gesproken, geen betekenis toe.
Een en ander brengt mee dat de toezending van het onderhavige pakket moet worden aangemerkt als een verboden dienstaanbieding en dat X en Y aldus niet de zorgvuldigheid in acht hebben genomen die een behoorlijk belastingadviseur betaamt en in overeenstemming is met het streven van de leden naar een onderlinge verhouding, die berust op welwillendheid en vertrouwen, zoals verwoord in artikel 3.3 van het reglement.
(Volgt vernietiging van de uitspraak van de Raad van Tucht en oplegging van de maatregel van een schriftelijke waarschuwing)