U bent hier

Raad van Tucht 27 juli 1999 (T 142)

27 juli 1999

Voorzitter : Boot
Leden : Scheer en Van Doeveren
Griffier : Den Ouden

· Overeenkomst van opdracht
· Declaraties zijn in overeenstemming met aard, omvang en belang van de door Verweerder verrichte werkzaamheden
· Declaraties zijn tijdig en voldoende gespecificeerd

De feiten

Klaagster is in 1970 op basis van 'koude uitsluiting gehuwd' met X. In de huwelijkse periode is op naam van X een aanzienlijk vermogen opgebouwd. In 1996 heeft X een echtscheidingsprocedure geëntameerd. In verband hiermee heeft Klaagster een advocaat Z in de arm genomen. Klaagster meende, niettegenstaande 'de koude uitsluiting', aanspraak te hebben op een deel van bedoeld vermogen. Teneinde inzicht te krijgen in dit vermogen heeft Z Verweerder ingeschakeld. In verband hiermee heeft Verweerder van o.a. Z een grote hoeveelheid stukken ontvangen. In augustus 1996 heeft een eerste bespreking plaatsgevonden tussen (o.a.) Klaagster en Verweerder. Op 13 november 1996 heeft vervolgens een tweede bespreking tussen hen plaatsgevonden. Tijdens dat onderhoud is aan de hand van de overgelegde stukken de historische opbouw van het vermogen van X besproken. Op 6 december 1996 heeft een bespreking tussen Verweerder en de accountant van X plaatsgehad. Van deze bespreking heeft Verweerder een verslag gemaakt. Op 9 december 1996 heeft Klaagster Z bericht dat Verweerder zijn werkzaamheden in haar zaak moest beëindigen. Op 5 februari 1997 heeft Klaagster vervolgens een brief aan Z geschreven, welke als volgt luidt:
"Geachte Heer Z,
Bijgaand de jaarstukken over 1995 van X BV. Wilt U een en ander Verweerder doorgeven".
Op 12 februari 1997 heeft Verweerder een declaratie aan Klaagster gezonden, welk luidt als volgt:
"DECLARATIE
Honorarium voor verrichte werkzaamheden en verstrekte
adviezen in het tweede halfjaar 1996 f 20.440,--
17,5% omzetbelasting - 3.577,--
----------------- f 24.017,--"

Hierop heeft Klaagster bij brief van 15 februari 1997 als volgt gereageerd:
" (…) In Uw bovenvermelde declaratie wegens door U verrichte noodzakelijke accountancy werkzaamheden ontbreekt elke nadere specificatie. Het vermelde bedrag kan op grond van de mij bekende gegevens onmogelijk juist zijn. Ik kan derhalve zo niet akkoord gaan met deze door U ingediende declaratie. Ik verzoek U een voldoende nauwkeurige specificatie aan mij te doen toekomen met zonodig een nadere toelichting. Het bovenstaande dient eerst naar tevredenheid te worden opgehelderd voordat verdere werkzaamheden door U voor mij ter hand kunnen worden genomen.(…)".
Bij brief van 17 februari 1997 heeft Verweerder Klaagster het volgende geantwoord:
"Naar aanleiding van uw verzoek om een nadere specificatie van mijn factuur d.d. 12 februari 1997, ten bedrage van f 20.440,-- (ex BTW) merk ik het volgende op. Aan de hand van een memorandum mochten wij op 29 augustus 1996 tot een eerste bespreking komen. Nadien is een ruime hoeveelheid financiële gegevens aangeleverd. Met mr Z (..) is overleg geweest in verband met het verweerschrift van september 1996.Vervolgens is - na bestudering van de beschikbare stukken - de correspondentie geopend met de accountant. Eén en ander is in een vervolgbespreking op 12 november 1996 met u doorgenomen. Na enige schriftelijke voorbereiding hebben wij op 6 december 1996 gesproken met mr D en uw echtgenoot. Van die bespreking is op 9 december een uitvoerig verslag als concept voorgelegd aan mr Z. Nadien is - wegens uitblijven van enige reactie van de zijde van mr D - nog correspondentie gewisseld. Aan de voorbereidingen van drie besprekingen, beoordeling van stukken c.q. de financiële gegevens, het voeren van telefonisch overleg en het wisselen van correspondentie, zijn door (..) ondergetekende 45 a 50 uur besteed.(…)."
Klaagster heeft Verweerder op 26 februari 1997 bericht deze specificatie niet voldoende te vinden. Verweerder heeft hieromtrent op 27 februari 1997 Z benaderd. Eind april 1997 heeft Z Verweerder verzocht de reeds uitgevoerde analyse van het vermogen van X en Klaagster op papier te zetten. Zulks in verband met de in mei 1997 te houden zitting in de echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft aan dit verzoek gehoor gegeven. Op 7 mei 1997 heeft hij een uit 10 bladzijden bestaand memorandum opgesteld. Op 22 juli 1997 heeft Verweerder Klaagster een tweede declaratie gezonden (ten bedrage van f 11.573,75 inclusief omzetbelasting). Deze nota heeft betrekking op in het eerste halfjaar van 1997 verrichte werkzaamheden en verstrekte adviezen.
Naar aanleiding van (onder meer) deze nota heeft Klaagster op 23 september 1997 een brief geschreven aan een kantoorgenoot van Verweerder waarin zij zich beklaagde over - kort gezegd - het optreden van Verweerder. Deze kantoorgenoot heeft bij brief van 7 november 1997 een toelichting gegeven op de door Verweerder verrichte werkzaamheden. Bij brief van 22 juli 1998 heeft Verweerder Klaagster erop gewezen dat van de nota's nog een bedrag van f 25.590,75 (inclusief omzetbelasting) openstond en dat hij, mocht betaling van dit bedrag uitblijven, incassomaatregelen zou gaan treffen. Verweerder heeft bij deze brief voorts een uitgebreide specificatie van de nota's gevoegd. Bij brief van 3 augustus 1998 heeft Klaagster Verweerder aangeboden 50 percent van het totaal in rekening gebrachte bedrag te betalen. Uiteindelijk zijn partijen accoord gegaan met een te betalen bedrag van - in totaal - f 22.795,-- inclusief omzetbelasting. Dit bedrag heeft Klaagster voldaan.

De klacht

Klaagster stelt dat Verweerder de beroepsregels van de NOB heeft geschonden.

Het verweer

Verweerder bestrijdt dit verwijt.

Beoordeling van de klacht

1.1 Het door Klaagster in deze procedure gehouden betoog verstaat de Raad van Tucht aldus dat zij erover klaagt:
a. dat, gelet op de beperkte omvang van de door Verweerder verrichte werkzaamheden, het door hem in rekening gebrachte bedrag van ruim f 35.000,-- inclusief omzetbelasting niet in overeenstemming is met het voorschrift van artikel 7 van het Reglement Beroepsuitoefening van de N.O.B.;
b. dat Verweerder niet tijdig heeft voldaan aan haar verzoek de onderhavige nota's te specificeren, en
c. dat Verweerder de desbetreffende werkzaamheden heeft verricht en daarvoor honorarium heeft berekend zonder dat tussen haar en Verweerder een overeenkomst van opdracht is gesloten.

2.1. De Raad van Tucht zal de onder c vermelde klacht - als meest verstrekkend - als eerste behandelen.
2.2. De Raad acht deze klacht ongegrond. Uit de inhoud van de in deze procedure overgelegde stukken kan niet anders worden afgeleid dan dat Verweerder bedoelde werkzaamheden heeft verricht in opdracht van Klaagster. Voor wat betreft de werkzaamheden die zijn verricht in de tweede helft van 1996 (hierop heeft de eerste nota van 12 februari 1997 betrekking) blijkt zulks ontegenzeglijk uit : (1) de brief van Klaagster van 5 februari 1997, waarin zij Z verzoekt de jaarstukken over 1995 aan Verweerder te geven en (2) uit Klaagsters brief van 15 februari 1997, waarin zij aan Verweerder schrijft "het bovenstaande dient eerst naar tevredenheid te worden opgehelderd voordat verdere werkzaamheden door U voor mij ter hand kunnen worden genomen". Voor wat betreft de werkzaamheden waarop de nota van 22 juli 1997 ziet (werkzaamheden in het eerste halfjaar 1997) zij opgemerkt dat in de stukken weliswaar niet van een expliciete opdracht van Klaagster aan Verweerder blijkt, maar naar het oordeel van de Raad mocht Verweerder ervan uitgaan dat Z bevoegd was - hij was immers de advocaat van Klaagster in de echtscheidingsprocedure - namens Klaagster aan Verweerder de in april 1997 gegeven opdracht te verstrekken.
2.2. Ingevolge artikel 7 Reglement Beroepsuitoefening dient een bij de N.O.B. aangesloten lid zijn honorarium vast te stellen met inachtneming van de aard, de omvang en het belang van zijn werkzaamheden. Klaagster verwijt Verweerder dat hij zulks niet heeft gedaan. De Raad acht dit verwijt niet gegrond. Gelet op (1) de omvang van de aan Verweerder ter beschikking gestelde stukken (het dossier van Klaagster omvat zes ordners), (2) de complexiteit en het belang van de onderhavige echtscheidingskwestie en (3) de door Verweerder verrichte werkzaamheden, kan - marginaal toetsend - immers niet worden gezegd dat het in rekening brengen voor die werkzaamheden van 72 uren (totaal f 35.690,75 inclusief omzetbelasting) niet spoort met het voorschrift van genoemd artikel 7. Dit geldt des te meer voor het uiteindelijk door Klaagster betaalde bedrag van f 22.795,-- (inclusief omzetbelasting).
2.4. Klaagster stelt tenslotte dat zij eerst na 1,5 jaar een specificatie heeft ontvangen van de betwiste declaraties. Deze stelling mist feitelijke grondslag. Verweerder heeft immers reeds bij brief van 17 februari 1997 gereageerd op het bij brief van 15 februari 1997 gedane verzoek van Klaagster om de nota van 12 februari 1997 te specificeren. Voorts is nadien - op 7 november 1997 door een kantoorgenoot van Verweerder en op 22 juli 1998 door Verweerder zelf - nog een uitgebreide toelichting gegeven op beide declaraties. Gelet hierop heeft Verweerder voldaan aan zijn verplichting Klaagster tijdig voldoende inzicht te verschaffen in de aard, de omvang en het belang van zijn werkzaamheden.
(volgt ongegrondverklaring van de klacht)