U bent hier
Raad van Tucht 4 januari 2000 (T 144)
Voorzitter: Poelmann
Leden: Van Doeveren en Van Trigt
Griffier: Den Ouden
· Geen rechtsmacht t.a.v. niet-leden
· Tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid leden NOB voor onder hun gezag staande medewerkers/niet-leden
· Bij zeer ervaren en gekwalificeerde medewerker is geen specifiek toezicht vereist
De feiten
X is reeds 30 jaar werkzaam als belastingadviseur bij maatschap A. Hij valt direct onder het gezag van de voorzitter van deze maatschap (Verweerder). X is geen NOB-lid. X behartigde de fiscale belangen van de BV waarvan Klager t/m 1994 directeur was. Daarnaast heeft X Klager in privé geadviseerd. Klager heeft zelf zijn aangifte IB 1993 ingevuld. Hij heeft daarin abusievelijk aanspraak gemaakt op verliesverrekening. De inspecteur heeft die aanspraak - eveneens abusievelijk - gehonoreerd ten gevolge waarvan Klager ongeveer ƒ 20.000,-- te weinig belasting heeft betaald. Klager heeft vervolgens X telefonisch benaderd met de vraag of de fiscus deze fout kon corrigeren. X heeft hierop geantwoord dat de kans op ontdekking niet al te groot was en dat, bij ontdekking, de inspecteur de fout slechts kon corrigeren ingeval sprake was van een nieuw feit, hetgeen volgens X hier niet het geval was. Op grond hiervan heeft Klager voormelde fout niet gemeld bij de inspecteur.
In 1996 bemerkte Klager dat hij had verzuimd voor 1991 t/m 1994 vermogensaftrek te vragen. Hieromtrent heeft hij in juli 1996 telefonisch contact opgenomen met X, die hem mededeelde dat dit verzuim kon worden hersteld door het indienen van een verzoek tot het ambtshalve verminderen van de aanslagen 1991 t/m 1994. Daarbij heeft X op de vraag van Klager of de onjuiste aanslagregeling 1993 wederom aan de orde zou kunnen komen geantwoord dat het ambtshalve verminderen van aanslagen een louter administratieve handeling betreft, zodat een geringe kans op ontdekking van het verzuim van 1993 zou bestaan. Voorts heeft X Klager (wederom) medegedeeld dat, bij ontdekking, slechts kon worden gecorrigeerd indien sprake zou zijn van een nieuw feit, hetgeen in casu volgens X niet aan de orde was. De inspecteur is n.a.v. Klagers verzoek tot het ambtshalve verminderen van de aanslagen 1991 t/m 1994 op het spoor gekomen van vorenbedoelde fout. Hij heeft vervolgens de te weinig geheven belasting nagevorderd. Het hiertegen gemaakte bezwaar is afgewezen. Nadien hebben X en Klager nog uitvoerig gecorrespondeerd over de navorderingskwestie; met name over de vraag voor wiens rekening de "schade" diende te komen. Zij hebben daarover geen overeenstemming kunnen bereiken. Uiteindelijk heeft Klager een klacht tegen X ingediend bij de Raad van Tucht van de NOB. De voorzitter van maatschap A heeft zich als Verweerder gemeld.
De klacht
Klager verwijt X het tuchtrecht van de NOB te hebben geschonden.
Het verweer
Verweerder bestrijdt dit verwijt.
Beoordeling van de klacht
1. Bij de beoordeling van de onderhavige klacht dient te worden vooropgesteld dat de rechtsmacht van de Raad van Tucht is beperkt tot klachten omtrent de beroepsuitoefening van leden van de N.O.B.. Dit betekent dat, nu X geen lid is van de N.O.B., de Raad niet bevoegd is een ten aanzien van X ingediende klacht in behandeling te nemen.
2. Leden van de N.O.B. dragen niet alleen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor hun eigen werkzaamheden doch - in beginsel - ook voor de werkzaamheden van onder hun gezag staande belastingadviseurs/medewerkers die zelf geen lid van de N.O.B. zijn. Indien een lid van de N.O.B. op grond van zijn tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor medewerkers wordt aangesproken in een procedure bij de tuchtrechter, dient in die procedure te worden bezien of het N.O.B. - lid al dan niet is tekortgeschoten in zijn toezicht op de werkzaamheden van de desbetreffende medewerker.
3. Gelet op het vorenoverwogene, verstaat de Raad van Tucht de onderhavige - tegen X gerichte - klacht aldus dat Verweerder wordt verweten dat hij in zijn toezicht op de werkzaamheden van X is tekortgeschoten.
4. X is reeds gedurende (ongeveer) 30 jaren als belastingadviseur verbonden aan de maatschap A (het kantoor van Verweerder). Gelet hierop alsmede op de omstandigheid dat hij direct onder het gezag van de voorzitter van de maatschap (Verweerder) valt - kennelijk is hij binnen deze maatschap op een "hoog" niveau werkzaam - moet, gelijk Verweerder heeft aangevoerd, worden aangenomen dat de X een zeer ervaren en gekwalificeerde belastingadviseur is.
5. In dat licht bezien, behoefde Verweerder geen specifiek toezicht op de werkzaamheden van X uit te oefenen. Met name was hij niet gehouden zich bezig te houden met het door X aan Klager gegeven mondelinge advies betreffende de navorderingskwestie. Ook al zou, naar Klager heeft gesteld, dit mondelinge advies onjuist c.q. onvolledig zijn geweest - de Raad laat deze vraag in het midden -, dan nog zou Verweerder daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt kunnen worden gemaakt.
(volgt ongegrondverklaring van de klacht)