U bent hier
Vragenbrieven van de fiscus; wolf in schaapskleren?
De Belastingdienst vraagt regelmatig informatie op bij belastingplichtigen en/of gemachtigden. De wettelijke grondslag voor hun informatie-uitvraag is te vinden in de artikelen 47 en 53 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen: iedereen is verplicht is om desgevraagd (dus pas ná vragen van de Belastingdienst) informatie te verstrekken die van belang kan zijn voor de belastingheffing te zijnen aanzien.
Bij sommige vragen is het echter niet duidelijk of er een belang kan zijn voor de belastingheffing. Neem bijvoorbeeld vragen als ‘Wie heeft de aangifte ingediend?’ of ‘Op wiens initiatief is het ingenomen standpunt in de aangifte opgenomen?’. Deze informatie heeft niets met de heffing van belastingen zelf te maken. Wij nemen echter in de praktijk waar dat de Belastingdienst dit soort vragen steeds vaker stelt.
Indien dit soort vragen zonder verdere analyse zou worden beantwoord, wordt onverplicht informatie verstrekt, wat niet kan worden hersteld. Aldus treedt de belastingadviseur daarmee buiten de kaders van artikel 47 AWR, hetgeen gevolgen kan hebben voor de geheimhoudingsrelatie met de klant. Dit geldt ook wanneer meer informatie wordt verstrekt dan de inspecteur vraagt.
De bedoeling van de inspecteur bij de vragen is niet altijd klip en klaar. Het is mogelijk dat de inspecteur de gevraagde informatie wil gebruiken voor het opleggen van een bestuurlijke boete aan de belastingplichtige en zelfs aan de belastingadviseur. Tot het beantwoorden van de vragen kan de belastingplichtige op grond van het nemo teneturbeginsel niet gedwongen worden. Dit beginsel houdt in dat niemand gehouden is om bewijs tegen zichzelf te leveren.
Bovendien kunnen er door deze vragen mogelijk ook conflicterende belangen ontstaan, doordat voor de belastingplichtige ontlastende informatie wellicht belastend kan zijn voor de belastingadviseur en vice versa. Het is belangrijk belastingplichtigen daarop in voorkomende gevallen te wijzen en te bepalen of het beter is om samen op te trekken bij de beantwoording van de vragen of juist niet.
Bij vragenbrieven van de Belastingdienst is het altijd raadzaam om deze kritisch te beoordelen op een mogelijk belang voor de belastingheffing. Is dat belang er niet of zijn daar vraagtekens bij te plaatsen, maak dan even pas op de plaats alvorens de informatie te verstrekken. Overleg bij voorkeur met een interne of externe deskundige die bij kan staan met een objectieve en kritische blik dan wel vraag desnoods aan de Belastingdienst om motivering van het verzoek om inlichtingen. Indien uiteindelijk besloten wordt om informatie onverplicht te verstrekken, dient dit in het kader van de zorgplicht en aansprakelijkheidsrisico’s wel altijd in goed overleg met de belastingplichtige te worden gedaan.
Namens de Sectie Formeel Belastingrecht,
Dick Barmentlo, Anneke Haasnoot (FT-advocaten) & Wendy Nent (BDO)