U bent hier

Vijf vragen aan Dirk Kolkman 'BFT toetst in 2020 Wwft-risicobeleid belastingadvieskantoren'

16 april 2020

Het Bureau Financieel Toezicht publiceerde begin april zijn jaarverslag 2019. Daarin onder meer aandacht voor één van zijn kerntaken: onafhankelijk toezicht houden op de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme – een wet die ook belastingadviseurs maar al te goed kennen. Vijf vragen aan Dirk Kolkman, toezichthouder Wwft bij het BFT.

Hoe verliep het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties vorig jaar?
‘In totaal was er een forse toename: van ruim 3000 naar ruim 5000. Die stijging kwam vrijwel geheel voor rekening van de accountants en de notarissen. Bij de belastingadviseurs bleef het aantal meldingen hetzelfde, met wel de aantekening dat de grote en middelgrote kantoren vaker melden dan de kleinere. Waarschijnlijk hebben de grotere kantoren op Wwft-gebied meer en betere procedures, maar dat hebben we niet specifiek onderzocht.’

Het BFT richt zich onder meer op het risicobeleid en het risicomanagement van de circa 50.000 instellingen die onder zijn Wwft-toezicht vallen. Wat houden die beide activiteiten in grote lijnen in en waarom zijn ze belangrijk?  
‘Risicobeleid betekent dat de instelling zicht moet hebben op de cliënten en op de transacties die potentiële risico’s voor witwassen meebrengen. Het cliëntenonderzoek moet daarbij aansluiten: naarmate de risico’s hoger worden ingeschat moet meer informatie worden opgevraagd. Als een instelling een risicoanalyse heeft gemaakt is het een zaak van risicomanagement om te bepalen wat er vervolgens mee wordt gedaan. Welke gedragslijnen, procedures en maatregelen heb je daarvoor? Het gaat dus om de combinatie “goed beleid” en “juiste toepassing”. Daarmee ben je als organisatie beter in staat om transacties te monitoren en ongebruikelijke transacties te herkennen.’        

In 2019 heeft het BFT het risicobeleid en -management van accountants onderzocht. Wat kwam daaruit?
‘We hebben van 26 middelgrote accountantskantoren de interne Wwft-procedures opgevraagd. Ons oordeel daarover was in grote lijnen positief. Het ging wel om de procedures sec; we hebben niet getoetst of ze in de praktijk ook goed worden toegepast. Maar het is bemoedigend om te zien dat we althans in de procedures vrijwel geen fouten zijn tegengekomen. Nu hebben accountants ook andere integriteitsverplichtingen, onder meer richting AFM, dus hun Wwft-procedures zijn vaak ingebed in een totale integriteitsrisicoanalyse van de cliënt. Dat speelt bij belastingadviseurs niet.’

In het jaarverslag 2019 kondigt het BFT aan om in 2020 het risicobeleid en -management van belastingadvieskantoren te gaan beoordelen. Wordt dat een vergelijkbare procedure als bij de accountants in 2019?
‘Ja, we hebben een selectie gemaakt van 20 middelgrote en grote kantoren: een mix van Zuidas-, zelfstandige en niche-kantoren. Die vragen we om ons inzage te geven in hun Wwft-beleid en de daarbij horende procedures. We komen niet op bezoek; alles gaat schriftelijk. De brieven zijn na Pasen verstuurd; de kantoren hebben zeker een maand de tijd om te reageren. Wij van onze kant geven per kantoor een terugkoppeling wat goed is en wat beter zou kunnen.’

Nog even over de werkwijze van het BFT op Wwft-gebied: wat zijn daarin de kernpunten?
‘Met onze beperkte capaciteit kunnen we niet alle 50.000 instellingen die onder ons Wwft-toezicht vallen direct volgen. Mede daarom werken we met ketenpartners, met wie we een toezichtarrangement hebben afgesloten: op fiscaal gebied met de beroepsorganisaties RB en SRA. Die hebben auditoren, die bij de eigen leden op bezoek gaan om te toetsen of aan de Wwft-eisen wordt voldaan. Nee, met de NOB hebben we geen toezichtarrangement, want daar is het beleid dat er geen beroepsmatige toetsing van de eigen leden plaatsvindt. Maar dat staat een goede samenwerking niet in de weg.’