U bent hier

Vijf vragen aan Carmen Noorlander, winnares van de NOB/LOF scriptieprijs

23 september 2022

Op 23 september reikte NOB-voorzitter Niels Boef op het LOF-congres in Leiden de NOB/LOF-scriptieprijs 2022 uit aan Carmen Noorlander voor haar masterscriptie “Frictie rondom de Unierechtelijke platformfictie”. De NOB/LOF-scriptieprijs bestaat uit publicatie in de NOB/LOF-scriptiereeks (uitgegeven door Kluwer) en een bedrag van € 2.500. De jury was dit jaar als volgt samengesteld: prof. Jaap Bellingwout (Vrije Universiteit Amsterdam; voorzitter), prof. Raymond Luja (Maastricht University) en Niels Boef (voorzitter NOB). De prijs werd voor de 31e keer uitgereikt. Vijf vragen aan Carmen over haar scriptie en deze prijs.

Waarom heb je fiscale economie gestudeerd?
Oorspronkelijk startte ik met de Dubbelstudie Economie en Recht aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Ik was eigenlijk niet van plan om Fiscale Economie te studeren, maar in het tweede jaar van mijn studie kreeg ik Fiscale Economie als inleidend vak. Ik vond dit vak gelijk erg leuk. Ik merkte dat in dit vak de twee studies samen kwamen. Je was namelijk niet alleen met je wettenbundel bezig, maar je kreeg ook mee hoe een bedrijf in elkaar steekt en wat een ondernemer beweegt. Daardoor heb ik besloten om niet voor Bedrijfseconomie te kiezen maar voor Fiscale Economie. Vervolgens ben ik na mijn bachelor de Master Indirecte Belastingen gaan doen, ook aan de Erasmus Universiteit. Dit omdat ik BTW erg leuk vind en de BTW in mijn beleving meer juridisch is dan bijvoorbeeld vennootschapsbelasting.

Na deze studie ben je ook Ondernemingsrecht gaan doen?     
Ja, dat klopt. In het kader van mijn dubbelstudie was het de bedoeling dat ik ook een rechtenmaster zou gaan doen. Ik heb daarbij gekeken wat het beste aansluit bij Fiscale Economie en ik kwam daarbij uit op Ondernemingsrecht. Bij Ondernemingsrecht leer je naar ondernemingen te kijken vanuit een andere (juridische) invalshoek. Zo leerde ik bijvoorbeeld dat ondernemingen ook om andere redenen dan alleen om fiscale redenen zich in een bepaald land willen vestigen. De studie Ondernemingsrecht is daarmee zeker een waardevolle aanvulling op de studie Fiscale Economie.

Waarom koos je specifiek voor dit onderwerp voor je scriptie?
Aan het begin van de master Fiscale Economie kwamen tijdens een hoorcollege de nieuwe btw-regels voor e-commerce aan bod. Dat was op dat moment een zeer actueel onderwerp, waarbij veel veranderde voor ondernemingen. Tijdens het hoorcollege kwamen in een hoog tempo de verschillende onderdelen van de e-commerceregels aan bod. Ik vond dit college interessant en ingewikkeld tegelijk, vooral het onderdeel over de platformfictie. Door dit college werd ik getriggerd om uit te zoeken hoe de platformfictie nu precies in elkaar zit. De wetgeving rondom de platformfictie is als een soort puzzel waarbij je verschillende richtingen op kan gaan, afhankelijk van de situatie waarin het platform zich bevindt. Dat sprak mij enorm aan. Ik wilde dat verder onderzoeken, en zoals gezegd het was ook erg actueel. Ook via de media las en hoorde ik dat de e-commerceregels aan het veranderen waren. En tot slot heb ik het onderwerp gekozen omdat het tastbaar is. Het gaat namelijk over de goederenleveringen via platforms aan consumenten en ik bestel zelf uiteraard ook wel eens iets via een dergelijk platform.

Wat heb je precies onderzocht en wat zijn je belangrijkste aanbevelingen?
Ik heb dus onderzoek gedaan naar de platformfictie. Dit is een regeling voor platforms binnen de nieuwe btw-regels voor e-commerce die op 1 juli 2021 zijn ingegaan. Als gevolg van deze fictie is het platform voortaan de btw op de verkoop aan de consument verschuldigd in plaats van de onderliggende leverancier. In mijn onderzoek heb ik specifiek onderzoek gedaan naar de vraag of de platformfictie is aan te merken als goede belastingwetgeving. Om daarachter te komen heb ik de platformfictie getoetst aan de beginselen van adequate belastingwetgeving. Tot slot heb ik onderzocht hoe de belastingwetgeving eventueel kan worden aangepast om meer in overeenstemming te komen met de beginselen van adequate belastingwetgeving. Daarbij heb ik onder andere gekeken naar wetgeving buiten de EU.

Een belangrijke aanbeveling die ik heb gedaan gaat over het begrip binnen de platformfictie ‘faciliteren’. De platformfictie gaat alleen op voor platforms als zij de goederenlevering faciliteren. Dit begrip is op dit moment best wel ruim geformuleerd, zodat veel platform daaronder vallen. Zo vallen ook platforms onder de platformfictie die weinig informatie over de goederenleveringen hebben, bijvoorbeeld omdat zij geen beschikking hebben over de betalingsgegevens omdat de betaling rechtstreeks naar de onderliggende leverancier gaat. Een belangrijke aanbeveling van mij is om de reikwijdte van het begrip faciliteren in te perken zodat alleen die platforms onder de platformfictie vallen die genoeg zijn betrokken bij de goederenlevering om ook daadwerkelijk aan de btw-verplichtingen kunnen voldoen. Een andere belangrijke aanbeveling heeft ermee te maken dat de platformfictie ook opgaat voor goederen die vanuit een land buiten de EU worden verzonden naar consumenten binnen de EU. In die situatie kan het platform ervoor kiezen om gebruik te maken van de invoerregeling. Onder de invoerregeling is de invoer van die goederen binnen de EU vrijgesteld. Maar om die vrijstelling te krijgen, moet er een speciaal btw-nummer door het platform worden aangevraagd en getoond bij invoer aan de grens. Dat kan fraudegevoelig zijn. Het platform verstuurt de goederen namelijk doorgaans niet zelf, dat doet de onderliggende leverancier. De onderliggende leverancier moet dan de beschikking krijgen over dat speciale btw-nummer. Daarbij ontstaat het risico dat de leverancier dat speciale nummer ook gebruikt voor de invoer van goederen die niet via het platform besteld zijn. Om dat tegen te gaan heb ik aanbevolen om de invoerregeling verplicht te stellen, zodat het gebruik van het speciale btw-nummer niet meer nodig is.

Wat was aanleiding voor jou om mee te doen aan de scriptieprijs?
Wat mij aansprak was dat er een boekje wordt gemaakt van je scriptie. Op die manier gaan (hopelijk) meer mensen de scriptie lezen. Er zit namelijk veel tijd en energie in een scriptie en het is dan jammer als deze vervolgens ergens in een la verdwijnt en bijna niemand die te zien krijgt.

Tijdens het schrijven van mijn scriptie had ik overigens niet kunnen bedenken dat deze als boekje zou worden uitgegeven. Ik hoop dan ook dat meer mensen het boekje gaan lezen en daar ook iets aan hebben.