Zoeken
Ledenbijeenkomst ‘HT FD’ op maandag 12 september 2022
Op 12 september vindt er een ledenbijeenkomst plaats die in het teken staat van Horizontaal Toezicht Fiscaal Dienstverleners.
MOB-lezing 'Internationale handel & ESG' op dinsdag 6 september 2022
Op dinsdag 6 september 2022 verzorgt dr. M.L (Martijn) Schippers de MOB-lezing 'Het raakvlak van belastingen en ESG: Fit for 55 en andere kopzorgen voor ondernemers'.
Uitspraak Raad van Beroep 11 juli 2022 (B 111) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 8 januari 2021 (T 387a en T 387b)
Relatieve verjaringstermijn (art. 21, lid 2 Reglement Tuchtzaken); Klacht niet is ingediend binnen een redelijke termijn na het gewraakte handelen of nalaten. Dat Klager nog verwikkeld was in een civielrechtelijke procedure over een boedelopstelling, een procedure waarbij Verweerders geen partij waren, is geen zwaarwegende reden die rechtvaardigt dat de klacht niet eerder is ingediend. Ten overvloede: indien er een zwaarwegende reden zou zijn om de uitkomst van de civiele procedure af te wachten alvorens een klacht in te dienen, dan brengt dit niet mee dat vanaf het moment dat die uitkomst vaststaat opnieuw een redelijke termijn van in beginsel drie jaar begint te lopen. In beginsel zal in zo’n geval de klacht met voldoende voortvarendheid moeten worden ingediend. Het tijdsverloop tussen het gewraakte handelen en het indienen van de klacht is evenmin bewerkstelligd door uitlatingen van Verweerders.
Uitspraak Raad van Tucht 7 juli 2022 (T 404). Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld waarop de Raad van Beroep uitspraak heeft gedaan op 8 juni 2023 (B 116)
- De klacht is ontvankelijk, omdat voldoende aannemelijk is dat het handelen van verweerder in de vorm van het stellen van vragen en het namens cliënt voeren van tuchtprocedures en andere procedures mede het eigen belang van klagers raakt. Van misbruik van tuchtrecht door klagers is geen sprake nu zij een tuchtrechtelijk oordeel willen over de integriteit van het handelen van verweerder in de hoedanigheid van belastingadviseur.
- Toetsingskader bij afwezigheid cliëntrelatie en bij handelen in de hoedanigheid van belastingadviseur: eer en waardigheid (artikel 1 RBU)
- De ruime mate van vrijheid van een NOB-lid om bij de uitoefening van de werkzaamheden de belangen van zijn cliënt te behartigen wordt beperkt doordat een lid de belangen van anderen niet onnodig of onevenredig mag schaden.
- Handelen in strijd met eer en waardigheid van het beroep. De situatie en positie van de cliënt van verweerder rechtvaardigen niet dat verweerder namens cliënt tientallen procedures aanspande tegen veel beroepsbeoefenaren. Verweerder heeft daarmee niet prudent opgetreden, de positie van klagers onnodig en onevenredig geschaad en de beroepsgroep in diskrediet gebracht.
Terugkijken: NOB-BelastingPoort - Bedrijfsopvolgingsregeling (BOR/BOF)
In deze NOB-BelastingPoort ging Frans Sonneveldt in gesprek met