U bent hier

NOB: Zevende denkrichting in aanpak dividendstripping?

27 januari 2022

In 2018 kondigde het kabinet een onderzoek te starten naar dividendstripping. Daarvoor werden de hoofdvormen van dividendstripping die zich in de praktijk voordoen en een aantal denkrichtingen om dividendstripping aan te pakken in kaart gebracht. In de internetconsultatie Mogelijkheden versterking maatregelen ter voorkoming van dividendstripping(hierna de consultatie), zijn zes verschillende oplossingsrichtingen geïdentificeerd. 

 

De NOB heeft begrip voor de wens van het kabinet om dividendstripping te bestrijden en deelt graag haar visie op de voorgestelde oplossingsrichtingen. Allereerst vraagt de NOB aandacht voor de invulling en afbakening van de begrippen die een essentiële rol spelen in de problematiek: dividendstripping, juridisch eigendom, economisch belang, opbrengstgerechtigde en uiteindelijk gerechtigde. 

 

Vooralsnog heeft de NOB de indruk dat het kabinet niet zozeer lacunes ziet in de materieelrechtelijke anti-misbruik regelgeving, maar eerder formeelrechtelijke bezwaren heeft met betrekking tot zowel de verdeling van de bewijslast als het verzamelen van de benodigde informatie.

 

Wij kunnen ons daarom voorstellen dat op deze twee terreinen aanvullende regelgeving wordt ontwikkeld. In dat kader zou een alternatief gevonden kunnen worden in: 
 

  • de invoering van een rapportageverplichting ten aanzien van transacties met bepaalde ‘hallmarks’ die typerend zijn voor dividendstripping transacties;
  • de verbetering van de informatie- en bewijsachterstand bij de belastingdienst, zoals voorgesteld in alternatief D;   
  • een verplichting voor zowel binnenlandse als buitenlandse (gepretendeerde) opbrengstgerechtigden om in de aangifte of het teruggaafverzoek een aantal aanvullende verklaringen af te geven ter onderbouwing van hun positie als uiteindelijk gerechtigde van de desbetreffende dividendopbrengst. Hierbij kan worden overwogen om een doelmatigheidsdrempel ten aanzien van de hoogte van de betreffende opbrengsten toe te passen. 

 

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, drs. S.P. de Buck, mr. W.E.J. Dijkstra, mr. J.H. Elink Schuurman, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, E.P. Hageman LLM, prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis, drs. J.M. Jonkers, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, mw. dr. mr. N.M.A. van Kreveld, mw. dr. C.L. van Lindonk, prof. dr. mr. M.M.W.D. Merkx, dr. J.H.M. Nieuwenhuizen, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, dr. J. van Strien, mr. M.J. Velthoven, mr. E.A. Visser, mr. L. van der Voort, R. van der Wilt LLM (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving) en met medewerking van de NOB-leden: mr. P.H. Sleurink en mr. Y.Z. Wu.