U bent hier

Vijf vragen aan Arjo van Eijsden 'Signaal aan Eerste Kamer'

01 januari 2019

Een onherroepelijk vaststaande vergrijpboete, opgelegd aan een medeplegende belastingadviseur, wordt openbaar gemaakt. Dat is de kern van het nieuwe artikel 67r AWR, dat als onderdeel van het Belastingplan 2020 op Prinsjesdag bij de Tweede Kamer is ingediend – en inmiddels aangenomen. Op 14 november stuurden NOB, RB en SRA een gezamenlijke brief aan staatssecretaris Menno Snel om – niet voor de eerste keer – bezwaar tegen het voorstel aan te tekenen. Bestuurslid Arjo van Eijsden, voorzitter van de Commissie Beroepszaken en voorzitter van de Kerngroep Rechtszekerheid en Rechtsbescherming, licht de brief toe.

Het voorstel is nu in behandeling bij de Eerste Kamer. Het verzet gaat door?
‘Ja. We hebben als NOB in ons uitgebreide commentaar op het Belastingplan 2020 van 4 oktober al ruimschoots onze bedenkingen tegen het voornemen verwoord. In de parlementaire stukken die tijdens de behandeling in de Tweede Kamer zijn gewisseld is de staatssecretaris – naar onze mening – echter onvoldoende op onze argumenten ingegaan. Vandaar deze nieuwe oproep om het voorstel te heroverwegen – nu samen met RB en SRA. Welkom was ook de steun vanuit wetenschappelijke hoek. Enkele auteurs – onder meer Sjoerd Douma in NTFR – hebben kritische vragen gesteld over de effectiviteit van het wetsvoorstel. En niet in de laatste plaats: we vinden het een gemiste kans dat de staatssecretaris ons nooit heeft uitgenodigd voor een gesprek. Dit voorstel raakt onze beroepsgroep direct, dus waarom vooraf geen overleg? We hebben toch een goede verstandhouding met Financiën?’

De brief van 14 november lokte enkele kritische reacties uit, onder meer van Arnold Merkies van Tax Justice Nederland en voormalig PvdA-Tweede Kamerlid Ed Groot. De kern: willen belastingadviseurs dan niet optreden tegen de rotte appels in hun mand?
‘Dat willen we wel degelijk. En binnen de NOB doen we daar ook van alles aan. Maar dit is niet het middel, vinden we. Er zijn alternatieven om hetzelfde doel te bereiken.’

Waaraan denkt het bestuur dan?
‘Je zou bijvoorbeeld kunnen regelen dat een cliënt die meer over zijn belastingadviseur wil weten hem of haar om een Verklaring Omtrent het Gedrag kan vragen. De instantie die beoordeelt of een VOG kan worden afgegeven en zo ja, wat de inhoud daarvan zou moeten zijn, zou hierin eventueel opgelegde medeplegersboetes kunnen meenemen. Dat kan betekenen dat ingeval van een medeplegersboete geen VOG wordt afgegeven of dat van de boete melding wordt gemaakt. We beseffen dat het huidige systeem dan aangepast moet worden, want de Belastingdienst moet informatie over opgelegde boetes doorgeven aan de VOG-uitgevende instantie. Maar dat kan geregeld worden. Pluspunt is dat in voorkomende gevallen de cliënt kan beslissen om wel of niet met deze adviseur door te gaan zonder dat die geconfronteerd wordt met openbaarmaking van de boete die hij – mogelijk al lang geleden – opgelegd heeft gekregen. Het middel van openbaarmaking is veel te zwaar. Er zou serieus nagedacht moeten worden over alternatieven die minder ver gaan, maar wel hetzelfde effect hebben.’

De staatssecretaris heeft in zijn Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer over het Belastingplan 2020 uitgebreid gereageerd op de NOB/RB/SRA-brief. Zijn de belastingadviseurs daarmee een stap verder gekomen?                      
‘Vooralsnog niet, omdat Snel herhaalt dat er geen alternatieven zijn die net zo goed werken als zijn voorstel. Maar we zijn wel tevreden dat hij schrijft bereid te zijn het gesprek met ons aan te gaan. Zoals gezegd was dat juist een van onze belangrijke bezwaren: dat hij niet met de beroepsgroep heeft gesproken. Mooi dat dat er nu toch van gaat komen. En verder zijn we blij dat Snel uitvoerig ingaat op de in onze brief genoemde argumenten. Daaruit blijkt in ieder geval dat het signaal dat met dit middel zeer terughoudend moet worden omgegaan goed is overgekomen.’

Al met al: een brief met gevolgen?
‘We wilden in elk geval nog een keer een duidelijk signaal afgeven. Ook een flink aantal  leden heeft laten weten het een goede actie te vinden. De NOB moet zich laten zien in dit soort situaties, zeggen ze. Duidelijk maken waar je voor staat – dat wordt van het bestuur verwacht.’