U bent hier

Vijf vragen aan Jan Bart Schober over de digitale en fysieke economie: ‘Ze zijn niet meer te scheiden’

21 maart 2019

Het voorstel van de Europese Commissie voor een belasting op digitale diensten is vooralsnog niet geaccepteerd. Het initiatief ligt nu weer bij de OESO. In Parijs werd vorige week een aantal vergaande voorstellen besproken. Jan Bart Schober, voorzitter van de sectie Digitale Economie, was erbij.

Wat is in hoofdlijnen de stand van zaken?

‘Er lijkt een breed gedragen idee te zijn dat het bestaande internationale fiscale systeem niet goed genoeg aansluit bij de enorme veranderingen die de economie doormaakt. De indruk bestaat dat met name digitale bedrijven hiervan profiteren. Het besef dringt echter door dat een aparte heffing op digitale diensten eigenlijk een achterhaalde zaak is. De hele economie digitaliseert in snel tempo; dan is het niet realistisch om daarvan voor belastingdoeleinden een deel af te scheiden. In Parijs lag een aantal vergaande voorstellen op tafel, met name over de herallocatie van heffingsrechten en een minimum effectief tarief. Er komen nu nog meer overlegrondes, onder meer met de leden van het Inclusive Framework en de G20.’

Het systeem vertoont een gat?

‘Er is veel kritiek dat het systeem geen rekening houdt met waarde die door digitale bedrijven wordt gecreëerd door gebruik te maken van data die worden verkregen van gebruikers en consumenten in een ander land dan waar het digitale bedrijf gevestigd is. Dat kun je een gat noemen. Maar het is geen gat dat je kan dichten met een paar ad hoc-maatregelen; daarvoor is een systeemverandering nodig. Dan zullen heffingsrechten van het ene naar het andere land verschuiven. Een uitermate ingewikkelde operatie, want landen bewaren graag hun fiscale soevereiniteit. Dubbele heffing ligt dan op de loer, met alle bijbehorende moeizame discussies met de fiscus, mogelijke procedures en andere vormen van conflictoplossing.’

De NOB publiceerde op 6 maart een reactie op de OESO-internetconsultatie over de digitale economie. Welke boodschap bevat die?

‘Ook daar staat de observatie centraal dat je de digitale economie niet langer kunt afbakenen van de gewone economie. Zelfs de meer traditionele businessmodellen werken steeds meer met data en informatiestromen. Een wereldwijde aanpak is gewenst, maar ook heel ingewikkeld. In Parijs vertelde Elselien Zelle van Booking.com dat ze actief zijn in bijna tweehonderd landen. Tweehonderd! Doe daar maar eens apart aangifte. De administratieve complexiteit daarvan is gewoon niet te bevatten. Naast het punt van de afbakening pleit de NOB daarom ook voor eenvoud en goede methodes voor het voorkomen en oplossen van problemen.’

Gegeven de ontwikkelingen: waarvoor moeten NOB-leden hun cliënten waarschuwen?

‘Voor het feit dat de OESO-voorstellen die nu op tafel liggen – en die natuurlijk al zijn afgestemd met de belangrijkste landen – veel verder gaan dan de heffing voor een selectieve groep digitale bedrijven. Het betreft nu een fundamentele systeemwijziging. En hoewel lang nog niet duidelijk is hoe die er precies gaat uitzien is het aan te raden dat bedrijven nu toch al een ruwe analyse van de gevolgen maken. Welke inkomensstromen zullen worden geraakt? Wat is de uitwerking op je businessmodel? Het kan bijvoorbeeld veel uitmaken of je werkt op basis van volume en dunne marges of juist niet. Maar als je weet waar je staat kan je ook bepalen of je je in de discussie wilt mengen nu het nog kan.’

Goed op de hoogte blijven van de ontwikkelingen is uiteraard ook gewenst?

‘Ja. Dat kan variëren van informatie tot je nemen tot actief meedoen met de discussies. En om nu alvast op te wijzen: de NOB organiseert op maandag 1 juli het PE-seminar Digitale Economie. In één middag krijg je een goed overzicht van de recente ontwikkelingen en wat die betekenen voor de adviespraktijk. Aanmelden is nu al mogelijk via je Persoonlijke Pagina. Ik herhaal: realiseer je dat de OESO-voorstellen veel verder gaan dan belastingheffing bij een kleine groep bedrijven. Dit raakt potentieel alle internationale ondernemingen – en dus ook hun belastingadviseurs.’