U bent hier

NOB-commentaar op het wetsvoorstel aanvullende regels uitwisseling landenrapporten

15 februari 2017

In het kader van de bestrijding van belastingfraude en belastingontwijking heeft de EU een richtlijn voor automatische uitwisseling van inlichtingen aangenomen op 25 mei 2016 (EU Richtlijn 2016/881). Daarmee wordt onder andere voorgeschreven dat de nationale belastingautoriteiten van de EU lidstaten onderling landenrapporten over multinationale ondernemingen moeten uitwisselen.

De Commissie Wetsvoorstellen van de NOB (hierna: de Orde) heeft commentaar gegeven op het wetsvoorstel waarmee deze richtlijn wordt geïmplementeerd: de Wet aanvullende regels uitwisseling landenrapporten (34651).

De landenrapporten moeten door de desbetreffende belastingplichtigen worden aangeleverd. De Orde vraagt zich in een aantal situaties af hoe dat voor belastingplichtigen uitwerkt. Zoals de situatie dat de Nederlandse belastingplichtige niet over de gevraagde informatie beschikt omdat zij dat niet heeft ontvangen van haar ‘uiteindelijkemoederentiteit’. Daarnaast gaat de Orde in op een aantal schijnbare verschillende tussen de voornoemde richtlijn en het wetsvoorstel, de terugwerkende kracht die de boetebepaling effectief krijgt en andere inhoudelijke en technische aspecten van het wetsvoorstel.

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. P.C. van den Brink, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, prof. dr. P. Kavelaars, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, prof. dr. J.L. van de Streek, mr. E.A. Visser, mw. mr. B.E.M. den Boer (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving), met medewerking van NOB-leden drs. R.P.J. van den Brekel RA, mr. J.K.H. van Dam, drs. B.W.A.M. Damsma, mr. M.J.M. Heijenrath, mw. mr. S.M. van der Kroon, mr. P.W. van Meeuwen, mw. mr. drs. L.G.C. Sahin en mw. mr. Y. van der Veen.