U bent hier
Commentaar op het wetsvoorstel Belastingplan 2015
SAMENVATTING COMMENTAAR
1. Werkkostenregeling
1. Het belangrijkste en meest fundamentele bezwaar van de Orde bij de voorstellen van de werkkostenregeling is dat het loonbegrip niet aansluit bij dat wat maatschappelijk als loon wordt ervaren. Ook gaat de regeling naar de mening van de Orde uit van een achterhaald werkplekcriterium. Dit zijn systeemfouten die vanaf de invoering van de werkkostenregeling ten grondslag hebben gelegen aan deze regeling en met de thans voorliggende voorstellen niet worden weggenomen.
2. Hoewel de Orde verheugd is over de concernregeling, is het nadeel hiervan wel dat met dit nieuwe concernbegrip een vierde definitie van het begrip ‘concern’ in de loonbelasting wordt geïntroduceerd. De Orde beveelt aan de vier verschillende concernbegrippen in de Wet op de loonbelasting 1964 te stroomlijnen en meer rechtsvormneutraal vorm te geven. Voorts beveelt de Orde vanuit een oogpunt van rechtszekerheid aan de concernregeling aan te vullen met een regeling, waarin de belastinginspecteur bij (voor bezwaar vatbare) beschikking vaststelt welke inhoudingsplichtigen tot het concern behoren. Tot slot acht de Orde het noodzakelijk dat de aansprakelijkheid zich beperkt tot de op grond van de werkkostenregeling af te dragen loonbelasting.
3. Verder wordt in het Belastingplan 2015 voorgesteld om een gerichte vrijstelling in te voeren voor een aantal bij ministeriële regeling aan te wijzen werkplekgerelateerde voorzieningen. De Orde beveelt met klem aan spoedig nadere duidelijkheid te geven over de precieze inhoud van deze ministeriële regeling zodat die nog deel kan uitmaken van de parlementaire beraadslaging. Tevens zullen inhoudingsplichtigen behoefte hebben aan snelle duidelijkheid op dit punt, omdat zij per 1 januari 2015 verplicht de werkkostenregeling zullen moeten toepassen en daarop hun administratie moeten inrichten.
4. In meer algemene zin pleit de Orde ervoor de gelijkschakeling van vergoeden, verstrekken en ter beschikking stellen niet te beperken tot een aantal voorzieningen dat gelieerd is aan de werkplek, maar deze te veralgemeniseren. Verder geeft de Orde in overweging om het handhaven van het werkplekcriterium te heroverwegen. Het noodzakelijkheidscriterium biedt naar het oordeel van de Orde voldoende handvatten om een solide en uitvoerbaar systeem voor de werkkostenregeling in te richten.
5. De Orde waardeert het zeer dat de inhoudingsplichtige de mogelijkheid krijgt één jaarlijkse afrekensystematiek toe te passen, in de eerste aangifte van het nieuwe kalenderjaar. Dit geeft een belangrijke administratieve lastenverlichting voor de praktijk.
2. Gebruikelijkloonregeling
6. De Orde beveelt met klem aan de voorgestelde wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling te laten vervallen. Zo niet, dan geeft de Orde in overweging de bestaande bewijslastverdelingte handhaven. In elk geval beveelt de Orde aan de overgangsregeling om te vormen tot een echte “safe harbour”-regeling.
3. Aftrekbaarheid buitenlandse boeten
7. De Orde deelt de mening van de Staatssecretaris van Financiën dat het onderscheid in behandeling tussen binnenlandse en buitenlandse boeten niet (langer) wenselijk is, maar hecht er waarde aan dat de bescherming van Nederlandse ondernemingen tegen oneigenlijk gebruik van boeten in andere landen wettelijk wordt vastgelegd in plaats van door middel van een beroep op de hardheidsclausule.
4. Nettolijfrente en nettopensioen
8. De Orde beveelt aan de nettolijfrente en het nettopensioen af te schaffen respectievelijk niet in te voeren en te vervangen door een generieke verhoging van de algemene heffingskorting in box 3 voor personen met een inkomen van meer dan € 100.000.
5. Eenmalige schenkingsvrijstelling € 100.000 ten behoeve van de eigen woning
9. De Orde dringt erop aan de eenmalige schenkingsvrijstelling van € 100.000 ten behoeve van de eigen woning te verlengen teneinde de boeterente die banken bij vervroegde aflossing van de hypotheekschuld in rekening brengen, te matigen.
6. Afvalstoffenbelasting
10. De Orde acht de herinvoering van de afvalstoffenbelasting weinig consistent. Deze belasting is per 1 januari 2012 juist afgeschaft vanwege de uiteindelijk geringe opbrengst. Het getuigt van weinig consistent overheidsbeleid dat deze belasting nu drie jaar later wordt heringevoerd.
Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden mr. drs. S.A.W.J. Strik (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. B.E.M. den Boer, mr. S.E. Faber, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, mr. J.B.W. van Hooij, prof. dr. P. Kavelaars, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, drs. C. Overduin, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. R.H. de Vries en mw. mr. M.C. Sturm (secretaris) met medewerking van NOB-leden mr. M.L. Kawka, mr. A.A.W. Langevoort, mw. mr. J.W.H. Nietveld, mr. H.M.M. Prinsen, mr. J.B. Rietveld, mr. J.J.F. Stormmesand, mr. R.H.R. Vliese, dr. F.M. Werger, R.J.M.C. Lantman MSc. en W.J.Y Oudman MSc.