U bent hier
Commentaar Commissie Wetsvoorstel op het concept wetsvoorstel ten aanzien van de wijziging van de Wet op de Kansspelbelasting
De heffing van kansspelbelasting is historisch gezien gestoeld op de beginselen van draagkracht en buitenkans. De wetgever heeft van deze beginselen steeds meer afstand genomen bij de wetswijzigingen in de jaren tachtig van de vorige eeuw, alsmede bij de wetswijzigingen per 1 november 2008 (Wet van 11 september 2008, Stb. 2008, 3850) omdat in bepaalde gevallen (zoals bij kansspelen op internet) de belastingheffing is verlegd naar de aanbieder en de belastinggrondslag is gedifferentieerd. Ook de Raad van State heeft al in zijn advies 28 juli 2005, no. W06.05.0293/IV opgemerkt dat de wetgever afstand neemt van het beginsel van draagkracht en buitenkans en heeft geadviseerd de toen voorgestelde wijzigingen niet door te voeren. Dit advies is niet opgevolgd en de wetswijzigingen hebben enorme verschillen in effectieve belastingdruk per kansspel tot gevolg gehad. Zelfs binnen hetzelfde kansspel verschilt de effectieve belastingdruk aanzienlijk, afhankelijk hoe (op afstand of offline), dan wel waar het kansspel wordt gespeeld (in Nederland of in het buitenland). De Wet op de KSB is door deze verschillen proceduregevoelig en kwetsbaar gebleken Zo is de heffing van kansspelbelasting bij kansspelautomaten in strijd met het geacht met het eigendomsrecht als gecodificeerd in artikel 1 Eerste Protocol EVRM (Gerechtshof Amsterdam, 19 juli 2012, nr. 10/00474 en nr. 10/00475). Tevens is de heffing ten aanzien van live pokertoernooien en kansspelen op internet georganiseerd binnen de Europese Unie in strijd geacht met het vrije verkeer van diensten ex artikel 56 VWEU (Gerechtshof Leeuwarden, 18 oktober 2012, BK 10/00259 respectievelijk Rechtbank Haarlem van 23 mei 2012 nr. AWB 11/4240 en AWB 11/4241). . De Orde constateert dat in het nu voorliggende concept wetsvoorstel de verschillen in effectieve belastingdruk niet worden opgelost en in bepaalde gevallen zelfs worden vergroot. De Orde verwacht dat de proceduregevoeligheid daardoor waarschijnlijk groter wordt. De procedures zullen zich naar verwachting toespitsen op een viertal onderwerpen die in het commentaar benoemd zijn.
Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden mr. drs. S.A.W.J. Strik (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. B.E.M. den Boer, mr. S.E. Faber, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, mr. J.B.W. van Hooij, prof. dr. P. Kavelaars, drs. C. Overduin, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. R.H. de Vries en mw. mr. M.C. Sturm (secretaris) met medewerking van de NOB-lid mr. F.M.M. Duynstee