U bent hier
Parlementaire wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten
Op 3 november 2005 verscheen het NOB-commentaar op het wetsvoorstel Versterking fiscale rechtshandhaving. In de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel is het voorgestelde art. 64 AWR door middel van een amendement uit het wetsvoorstel gehaald (zoals door de NOB voorgesteld in het wetscommentaar).
In de kamerbehandeling is mede gerefereerd aan het NOB commentaar, zie blz 5 van de bijlage (blz 37-2321). Parl. Wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van enige andere wetten, in het kader van het versterken van de fiscale rechtshandhaving en het verkorten van beslistermijnen (Versterking fiscale rechtshandhaving) / Tweede Kamer akkoord met wetsvoorstel De Tweede Kamer is op 20 februari 2007 met dit wetsvoorstel akkoord gegaan. Er zijn ook twee amendementen aangenomen. Het wetsvoorstel houdt op hoofdlijnen het volgende in. In een brief van oud-staatssecretaris Wijn van Financiën van 3 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 643, nr. 2, de zogenaamde vrijplaatsen-brief) is een pakket maatregelen aangekondigd om te voorkomen dat door de belastingdienst met belastingplichtigen contralegemafspraken worden gemaakt. Daarop volgde een onderzoek naar contralegemhandelingen door de belastingdienst. Voor dat onderzoek is de belastingdienst gevraagd alle mogelijke nog te achterhalen contralegemhandelingen te melden. Ook de beleidsbesluiten met een mogelijk contralegemkarakter zijn in het onderzoek betrokken. Naar aanleiding van dit onderzoek is een pakket maatregelen aangekondigd. Een deel van de aangekondigde maatregelen heeft ook consequenties voor de wetgeving. Die maatregelen behelzen enerzijds het beoordelen op wenselijkheid van aanpassing van de wetgeving van contralegemafspraken waarvan in de brief van 3 juni 2004 was aangegeven dat die doelmatig waren (maatregel 13) en anderzijds aanpassingen van wetgeving ter versterking van de rechtshandhaving door de belastingdienst (maatregelen 15, 17, 19 en 20). Die aanpassingen zijn in dit wetsvoorstel opgenomen. Volgens Wijn is het uitgangspunt bij deze aanpassingen het versterken van de fiscale rechtshandhaving door de belastingdienst, zonder overigens de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de burgers onnodig te verzwaren en de uitvoeringspraktijk van de belastingdienst te belasten. In dit wetsvoorstel zijn ook enkele wijzigingen opgenomen die de rechtshandhaving door de belastingdienst versterken maar die niet zijn opgenomen in de brief van 3 juni 2004. Voorts zijn in dit wetsvoorstel voorstellen opgenomen ter verkorting van de beslistermijnen in de AWR en enige andere wetten. Daarnaast zijn ook opgenomen voorstellen ter aanpassing van de geheimhoudingsplicht. De aangenomen amendementen betreffen het volgende. In het amendent De Nerée tot Babbericht C.S. (nr. 20) wordt de wettelijke beslistermijn van een jaar voor beschikkingen op aanvraag (artikel 5a AWR) en voor beslissingen op bezwaar (artikel 25, eerste lid, AWR) teruggebracht naar acht respectievelijk zes weken. Het amendement Dezentjé Hamming Bleumink (VVD) en CRONE (PvdA)(nr. 18) beoogt te regelen dat het voorgestelde artikel 64 AWR niet wordt ingevoerd. Hiermee zou een soepele wetstoepassing worden ondermijnd en zullen beperkingen opkomen in de bereidheid van de Belastingdienst tot het sluiten van vaststellingsovereenkomsten. Tevens zal het opnieuw maken van te ruime contralegemafspraken door een nieuw wetsartikel als artikel 64 AWR niet worden voorkomen. Evenmin voorkomt artikel 64 AWR dat de inspecteur gebonden is aan contralegemafspraken die de grenzen van artikel 64 lid 2 AWR overschrijden. Het voorgestelde artikel zou ook het gelijkheids- en het vertrouwensbeginsel en de uitgebreide jurisprudentie daarover niet opzij kunnen zetten. Dit geldt te meer nu het voor een belastingplichtige, al dan niet met deskundige bijstand, in het algemeen niet eenvoudig zal zijn vast te stellen of een afspraak die hij met een inspecteur maakt de grenzen van artikel 64 lid 2 AWR overschrijdt. Hij zal er in het algemeen van uit mogen gaan dat die grenzen niet worden overschreden als hij een bepaalde afspraak met de inspecteur maakt; hij mag er immers op rekenen dat de inspecteur verifieert of de te maken afspraak binnen de grenzen van artikel 64 lid 2 AWR valt en dat zulks het geval is als de inspecteur met de afspraak akkoord gaat. Te vergaande contralegemafspraken moeten worden voorkomen door de uitvoerende ambtenaren van de Belastingdienst, niet door wetgeving.
(30.322) (20-02-2007)(Belastingtijdvak: 2007 > ,fiscale rechtshandhaving)(bron: 30.322)