U bent hier
Berekening aangiftepakket
Vraag van de SRA:
In onze belastingaangiftepraktijk lopen wij herhaaldelijk tegen de volgende kwestie aan. Een klant en zijn partner doen aangifte inkomstenbelasting. Het is geen goed jaar voor de klant geweest want noch hij noch de partner heeft een positief belastbaar inkomen. De aangifte wordt dienovereenkomstig gedaan en ons aangiftepakket berekent dat klant en partner niets hoeven te betalen, noch terugkrijgen (of hoogstens een reeds betaalde voorlopige aanslag). Wat er dan vervolgens gebeurt, is dat in het kader van de voorlopige aanslagregeling de algemene heffingskorting wordt uitbetaald. Dit is natuurlijk niet terecht want de belanghebbende wordt geen belasting verschuldigd en de partner evenmin. Als er per saldo geen belasting verschuldigd is bestaat er geen recht op uitbetaling van de heffingskorting. Het komt ons voor dat deze systematiek op een of andere manier niet correct is verwerkt in de software van de belastingdienst.Het vervelende is dus dat er daadwerkelijk per (echt)paar 2x EUR 1.766 wordt uitbetaald. Uiteraard wordt dit bij de definitieve aanslag wel weer rechtgetrokken, maar bedacht moet worden dat dit probleem zich juist voordoet bij de financieel minder sterke klanten. Als adviseur moeten wij de klant in dit soort gevallen direct aanraden dit bedrag apart te zetten en zeker niet uit te geven, maar dat gaat niet in alle gevallen goed, bijvoorbeeld omdat wij de aanslag niet te zien krijgen, of te laat. Bovendien moet de klant uiteindelijk rente betalen. Wij zouden er op aan willen dringen dat de software van de BD op dit punt aangepast wordt of dat feitelijke uitbetaling niet plaatsvindt.
Antwoord:
Deze vraag is al regelmatig aan de orde geweest. Indien een belastingplichtige een aangifte indient met een negatief inkomen wordt de voorlopige aanslag tot een negatief bedrag (voorlopige teruggaaf) vastgesteld. De teruggaven bestaat uit de uitbetaling van de gecombineerde heffingskorting. Dit wordt veroorzaakt doordat het systeem voor de voorlopige aanslag geen relatie legt met de verschuldigde belasting van de partner. De definitieve aanslagen worden vervolgens conform de aangiften vastgesteld.
Het te betalen bedrag bestaat uit de terugbetaling van de voorlopige teruggaaf, verhoogd met de wettelijke verschuldigde heffingsrente (alles conform de wettelijke bepalingen). Bij de voorlopige aanslag naar aanleiding van een ingediende aangifte wordt geen andere controle toegepast dan op de vraag of er een partner is (en of het sofinummer en de adresgegevens van die partner kloppen). Het inkomen c.q. de betaalde belasting wordt niet gecontroleerd. Als er dan een laag of een negatief inkomen is en er is een partner, dan wordt inderdaad bij de voorlopige een uitbetaling van de AHK gedaan. Dat kan zelfs bij beide partners gebeuren. Bij de definitieve wordt dan vervolgens wel gekeken naar de inkomens/belastinggegevens van de partner. Als dan de conclusie is dat deze te laag zijn, wordt de uitbetaling van de algemene heffingskorting weer teruggedraaid bij de definitieve aanslag.
Deze werkwijze is een bewuste keuze geweest. Het bleek niet mogelijk om de juiste koppelingen tijdig tot stand te brengen zonder de snelle afhandeling binnen het massale proces in gevaar te brengen. Op de voorlopige aanslag staat daarom vermeld dat deze aanslag is vastgesteld uitsluitend op basis van de gegevens van de belastingplichtige. Vanaf 2005 wordt er op de aangifte een extra vraag opgenomen ter voorkoming van het ten onrechte uitbetalen van de AHK. Tevens wordt het elektronisch aangifteprogramma, indien men gezamenlijk aangifte doet, zodanig aangepast dat dit wordt meegenomen.