U bent hier

NOB-reactie op de internetconsultatie fiscaal verdragsbeleid en aanwijzing van laagbelastende staten

23 oktober 2018

Het internationale fiscale klimaat is al jarenlang volop in ontwikkeling. De kaarten worden opnieuw geschud en overheden doen er alles aan om het lokale fiscale beleid eerlijk en aantrekkelijk te houden. Zo blijven bedrijven bereid te investeren in het land, terwijl imagoschade kan worden voorkomen. In een wereld waarin BEPS wordt geïmplementeerd, de langverwachte US tax reform wordt uitgerold, de Brexit dichterbij komt en waarin nieuwe politieke en economische spanningen ontstaan, doet Nederland er goed aan om mee te bewegen met de internationale ontwikkelingen. Dit betekent dat we misbruiksituaties moeten voorkomen conform internationale standaarden en dat we tegelijkertijd het Nederlandse vestigingsklimaat in relatieve zin verder moeten blijven versterken.

Het Nederlandse fiscale verdragsbeleid is een belangrijke pijler van het Nederlandse vestigingsklimaat. Nederland wordt geroemd in binnen- en buitenland voor het uitgebreide en vooruitstrevende bilaterale verdragennetwerk. Een positie die we in het licht van de voornoemde (fiscale) concurrentie moeten blijven verdedigen en versterken. Daarom zouden aanpassingen van de verdragen niet verder moeten gaan dan hetgeen onze fiscale concurrenten implementeren. Bovendien moet het reële bedrijfsleven structureel worden ontzien.

Conform het huidige verdragsbeleid, zou wat betreft de Orde het Nederlandse verdragsbeleid de volgende uitgangspunten moeten hebben:

  1. dubbele belastingheffing voorkomen voor reële situaties en daarbij het risico van verdragsmisbruik minimaliseren;
  2. optimale transparantie en samenwerking tussen verdragspartners en daarbij rechtsbescherming bieden in de vorm van (snelle) mutual agreement procedures;
  3. bij de verdeling van heffingsbevoegdheid het OESO-modelverdrag als uitgangspunt blijven hanteren en slechts waar (echt) nodig is maatwerkoplossingen bieden in lijn met internationaal gangbare ontwikkelingen.

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, mw. mr. P.C. van den Brink, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, de heer E.P. Hageman LLM, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, prof. dr. P. Kavelaars, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. E.A. Visser, drs. M.M.G.A. Voets, mw. mr. B.E.M. den Boer (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving) en de sectie International Fiscale Zaken, bestaande uit de NOB-leden mr. A. Nolten (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mr. drs. P. Boonstra, mr. drs. B. Broen, drs. P.H.M. Flipsen, mr. drs. J.H.D. Klink, drs. A.W.G. Lamers, mw. mr. M.E. Lukkien, drs. T.J. Noordermeer, mr. M.W.W. Veldhuizen, mr. J. van der Zande en L.J. Luijks Msc (secretaris) met medewerking van de NOB-leden mr. M.E.P. van der Breggen en prof. dr. mr. M.F. de Wilde.