U bent hier

NOB-reactie internetconsultatie Wet minimumbeloning zelfstandigen en zelfstandigenverklaring

05 december 2019

Vooropgesteld zij dat de Orde positief waardeert dat de minister met het wetsvoorstel Minimumtarief zelfstandigen voor ogen heeft een maatregel te treffen om een groep kwetsbare zelfstandigen aan de onderkant van de arbeidsmarkt bescherming te bieden. De Orde waardeert bovendien positief dat, om recht te doen aan de diversiteit van de groep zelfstandigen, de regering tevens beoogt met het wetsvoorstel Zelfstandigen bepaalde groepen aan de ‘bovenkant’ van de arbeidsmarkt in de gelegenheid te stellen om ervoor te kiezen voor een periode geen werknemer maar zelfstandige te zijn. De Orde steunt de minister hierin, aangenomen dat hiervoor werkbare oplossingen worden gevonden.

De Orde betreurt het echter dat gelet op het tijdsverloop tussen de aankondiging van de ‘afschaffing’ van de Wet DBA in 2017 en de invoering van deze nieuwe wetgeving deze aanzienlijk langer op zich laat wachten dan aangekondigd. De Orde wenst te benadrukken dat deze langdurige onzekerheid ook binnen de belastingadviespraktijk als zeer ongewenst wordt ervaren. Daarbij merkt de Orde op dat beide wetsvoorstellen geen bijdrage leveren aan het oplossen van de problematiek die hier in de kern aan de orde is. Integendeel, het wetsvoorstel Wet minimumtarief zelfstandigen kent een eigen definitie van het begrip ‘zzp’er’ en introduceert daarmee een nieuw begrip op een terrein waar de kern van het probleem nu juist het onduidelijke en ontoereikende begrippenkader is. Door de brede definitie lijken nu ook groepen resultaatgenieters die fiscaal geen ondernemer zijn (zoals kranten-, folder, en maaltijdbezorgers), onder deze wet te vallen. Naar de mening van de Orde is het nu juist zaak dat de nieuwe wetgeving tot verduidelijking van het bestaande kader leidt. Door nieuwe definities daaraan toe te voegen, wordt het tegendeel bereikt.

Met betrekking tot de conceptwetsvoorstellen heeft de Orde een aantal vragen en opmerkingen ten aanzien van enkele specifieke aspecten, met name ten aanzien van het conceptwetsvoorstel Zelfstandigenverklaring dat op het punt van de belastingheffing concrete gevolgen kent. Het conceptwetsvoorstel Minimumtarief zelfstandigen betreft een niet-fiscale beschermingsmaatregel, maar niettemin veroorlooft de Orde zich ook met betrekking tot dit wetsvoorstel enkele opmerkingen.

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, mr. J.H. Elink Schuurman, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, de heer E.P. Hageman LLM, prof. dr. Mr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, mw. dr. C.L. van Lindonk, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. E.A. Visser, mw. mr. B.E.M. den Boer (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving), de Sectie Loonbelasting en Sociale Verzekeringen, bestaande uit de NOB-leden mr. A.A.W. Langevoord (voorzitter) mr. R.J. Brink, drs. H.J.P. van Keersop, mr. A.L. Mertens, mw. mr. T. El Ouardi, mr. J.B. Rietveld, mr. J.J.F. Stormmesand, mr. R.H.R. Vliese, dr. F.M. Werger, mr. J. Post, mw. mr. A.C. Smale en mw. mr. J.W.H. Nietveld (secretaris).