U bent hier

NOB geeft commentaar op concept Uitvoeringsbesluit Wwft 2018

08 maart 2018

In februari 2018 is een internetconsultatie gehouden over een concept Uitvoeringsbesluit Wwft 2018. Dit besluit geeft nadere regels met betrekking tot de uiteindelijk belanghebbenden en politiek prominente personen ingevolge de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De Commissie Beroepszaken heeft op deze consultatie gereageerd.

Samenvatting van de naar voren gebrachte punten:

  • De NOB verzoekt de beperking tot “als enige” uit de richtlijn in het Uitvoeringsbesluit over te nemen in artikel 2, lid 3 onder b (definitie van naast geassocieerde van een PEP), teneinde de administratieve lasten en nalevingskosten niet onnodig op te voeren.

  • De NOB verzoekt in artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit over te nemen uit de richtlijn dat middelbare of lagere ambtenaren niet worden gerekend tot politiek prominente personen.

  • De NOB verzoekt te bepalen dat in het kader van dit besluit (dus uitsluitend voorzover het de aanwijzing van pseudo-UBO’s betreft) onder “hoger leidinggevend personeel” de statutair bestuurder(s) word(en) verstaan, zodat overbodige lasten en kosten zoveel mogelijk worden voorkomen. Het gaat hier immers slechts om “pseudo-UBO’s”.

  • De NOB verzoekt om in lijn met de aanbevelingen van de FATF (pag. 61) duidelijk te maken dat ook voor 100%-dochters van beursvennootschappen geen (pseudo-)UBO’s hoeven te worden geïdentificeerd.

  • De NOB doet een dringend beroep op de ministers de UBO’s van een Nederlandse stichting gelijk te schakelen met de UBO’s van een vennootschap, dat wil in de praktijk zeggen dat UBO(’s) van een stichting de persoon/personen is/zijn die zeggenschap (formeel of feitelijk) heeft/hebben over de stichting dan wel de (statutair) bestuurders.

  • De NOB verzoekt in artikel 3 van het besluit steeds te spreken van “de natuurlijke persoon of personen die” om te voorkomen dat het idee ontstaat dat steeds ten minste twee (pseudo-)UBO’s geïdentificeerd moeten worden.

  • De NOB gaat ervan uit dat in artikel 3 van het ontwerpbesluit met “rechtstreeks of onrechtstreeks” steeds “direct of indirect” bedoeld wordt en stelt voor deze laatste terminologie te gebruiken, omdat deze in het juridisch landschap gebruikelijker is.

  • De NOB meent dat gelijkschakeling van de onderlinge waarborgmaatschappij en de coöperatie met de vereniging (artikel 3, lid 1 onder c van het ontwerpbesluit) meer voor de hand ligt, nu dit beide bijzondere verenigingen zijn. Voor de Europese coöperatieve vennootschap ligt aansluiting bij de vennootschappen (artikel 3, lid 1 onder a van het ontwerpbesluit) meer voor de hand.