U bent hier

NOB-commentaar op het wetsvoorstel Wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen

01 februari 2017

Met het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet uitfasering pensioen in eigen beheer en overige fiscale pensioenmaatregelen (hierna: de Novelle) is vervolg gegeven op het stilleggen van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel. Naar aanleiding van een mogelijk heffingslek in de voorgestelde wetgeving is op verzoek van de staatssecretaris de stemming in de Eerste Kamer uitgesteld, is vervolgens onderzoek gedaan naar het heffingslek en is in de Novelle een oplossingsrichting gegeven hiervoor.

Hoewel het parlementaire proces de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: de Orde) heeft verbaasd, hecht de Orde er aan te benadrukken dat de praktijk dringend behoefte heeft aan een oplossing voor de problematiek rondom pensioen in eigen beheer (hierna: PEB). Dit is ook steeds in de eerdere commentaren verwoord.  De Novelle is in feite de laatste "horde" die in hierin genomen moet worden. De Orde kan zich in die zin vinden in de gekozen oplossingsrichting en spreekt de hoop uit dat het wetgevend proces zo spoedig mogelijk, doch rekening houdend met het inhoudelijke commentaar van de Orde, wordt afgerond.

Een van de voornaamste punten van de Orde is dat er een duidelijke toelichting moet komen op welke antwoorden van de staatssecretaris in het parlementaire proces geldend zijn. Zowel in de Nota naar aanleiding van het Verslag in de Tweede Kamer als in de Memorie van Antwoord in de Eerste Kamer is bijvoorbeeld aandacht geschonken aan de fiscale aspecten van het PEB en indexatie. Hierbij zijn, in antwoord op vragen van de Orde, door de staatssecretaris antwoorden gegeven, die nu niet meer blijken te kloppen.

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. P.C. van den Brink, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, prof. dr. P. Kavelaars, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, prof. dr. J.L. van de Streek, mr. E.A. Visser, mw. mr. B.E.M. den Boer (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving), met medewerking van NOB-leden mr. B. Dieleman, drs. M.J. Hayes, drs. A.G. Jimmink, mr. drs. M.J. Oostenbroek, mr. dr. G.M.C.M. Staats, mr. B. Starink, drs. J.A. Stigter, mr. C.H.M. Walschot en mw. drs. N.M. Winter.

[1] Zie het NOB-commentaar van 10 september 2015, het NOB-commentaar van 19 januari 2016, het NOB-commentaar van 4 april 2016, het NOB-commentaar van 7 oktober 2016, het NOB-commentaar van 28 oktober 2016 en het NOB-commentaar van 25 november 2016.