U bent hier
NOB-Commentaar op het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2014
Commentaar van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2014
- De Orde verzoekt te bevestigen dat geen sprake is van fiscaal gedreven verliesneming, indien het APV wordt geconfronteerd met een reële heffing naar de winst, zonder dat hiervoor is geopteerd.
- De Orde verzoekt de verbondenheidscriteria die gelden voor art. 2 lid 4 WBR zelfstandig in artikel 2 WBR op te nemen.
- De Orde verzoekt de Staatssecretaris van Financiën (“staatssecretaris”) te bevestigen dat voor de toepassing van art. 2 lid 5 onderdeel b WBR bepalend is het concern zoals dat ten tijde van de tweede verkrijging bestaat.
- Om art. 2 lid 6 WBR beter te doen aansluiten bij de juridische werkelijkheid en de praktijk, verzoekt de Orde het zesde lid algemener te formuleren door het slot van de bepaling als volgt te laten luiden: “(…) de verkrijging van economische eigendom door deelnemers als gevolg van de intrekking van bewijzen van deelgerechtigdheid van een deelnemer.”
- De Orde doet het voorstel buitenlandse rechtsvormen welke zelf de eigendom kunnen verkrijgen van Nederlandse onroerende zaken, steeds als rechtspersoon aan te merken voor de toepassing van de WBR.
- De Orde verzoekt de Staatssecretaris van Financiën te bevestigen dat de samenloopvrijstelling ook geldt voor verkrijgingen waarop artikel 2 lid 2 WBR van toepassing is in de situatie dat geen btw is verschuldigd.
- De Orde pleit voor het spoedig publiceren van de concept-uitvoeringsregeling met de nadere voorwaarden waaraan de onderhandse akte voor een periodieke gift moet voldoen.
- Alhoewel in het wetsvoorstel Maatregelen Woningmarkt 2014 regelingen voor de woningmarkt zijn opgenomen, vraagt de Orde in dit commentaar nog graag aandacht voor het volgende. Per 1 januari 2014 vervallen enkele tijdelijke regelingen in de eigenwoningregeling die in verband met de kredietcrisis zijn getroffen. Dit betreft de verlengingen van de termijn van 2 jaar naar 3 jaar voor leegstaande en in aanbouw zijnde woningen (art. 3.111 lid 3 Wet IB 2001 alsmede de 'terugkeer naar box 1'-regeling voor tijdelijk verhuurde woningen die daarna weer leeg komen te staan en terug kunnen keren naar box 1, ook binnen een periode van 3 jaar (art. 3.111 lid 2 Wet IB 2001). Deze regelingen zouden oorspronkelijk per 1 januari 2013 vervallen, maar zijn bij het Belastingplan 2013 met 1 jaar verlengd. De Orde verzoekt om deze beide tijdelijke regelingen nogmaals met minstens een jaar te verlengen, omdat de kredietcrisis nog immer voortduurt.
- In oktober 2011 heeft de Nederlandse regering in reactie op de ‘peer review’ aangegeven dat slechts in een klein aantal gevallen bezwaar en beroep tegen de gegevensuitwisseling wordt ingesteld. De Orde vraagt zich af waarom de mening van de Nederlandse regering op dit punt als gevolg van de indiening van dit voorstel is gewijzigd en verzoekt om een toelichting.
- De kennisgevingsprocedure is, zoals in de memorie van toelichting wordt aangegeven, in 1985 ingevoerd om de individuele rechtsbescherming van belastingplichtigen en hun privacy zo goed mogelijk te waarborgen. Naar de mening van de Orde is sinds 1985 in het bijzonder het belang van de privacy toegenomen. In dat licht verzoekt de Orde om de afschaffing van de kennisgeving niet in te voeren.
- De Orde geeft de Staatssecretaris van Financiën sterk in overweging om een met art. 5.4 Wet IB 2001 vergelijkbare defiscaliseringsregeling te treffen voor de vergoedingsvorderingen en -schulden ex art. 1:87 BW.
Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden mr. drs. S.A.W.J. Strik (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. B.E.M. den Boer, mr. S.E. Faber, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, mr. J.B.W. van Hooij, prof. dr. P. Kavelaars, drs. C. Overduin, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. R.H. de Vries en mw. mr. M.C. Sturm (secretaris) met medewerking van NOB-lid mevrouw mr. F.M. van der Zeijden en de specialistensectie Formeel Belastingrecht.