U bent hier

NOB-Commentaar op het wetsvoorstel Belastingplan 2014

04 oktober 2013

Commentaar van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op het wetsvoorstel Belastingplan 2014 

  1. De Orde verzoekt de staatssecretaris te bevestigen dat een onvoorwaardelijke toezegging door de verzekeraar aan de werknemer vóór 1 januari 2014, voldoende is om onder de reikwijdte van art. 39 Wet LB 1964 te vallen, ongeacht een eventueel later betalingsmoment.
  2. De Orde heeft ontraadt het verlengen van de eenmalige crisisheffing, omdat dit niet voldoet aan de eis dat wetgeving voorzienbaar, duidelijk, transparant en uitvoerbaar moet zijn.
  3. De Orde verzoekt alsnog wettelijk te regelen dat de opname van de levenslooptegoeden in 2013 niet meetelt voor de grondslag van de crisisheffing. 
  4. De Orde geeft in overweging om zo snel mogelijk – maar in elk geval vóór 1 januari 2014 – definitieve duidelijkheid te geven over de uiteindelijke vormgeving van de werkkostenregeling, zodat alle partijen (dat wil zeggen werkgevers, softwareontwikkelaars en de Belastingdienst) voldoende  tijd hebben om uiterlijk per 1 januari 2015 de overstap naar de werkkostenregeling te maken.
  5. De Orde geeft in overweging de drempel voor milieu-investeringen verricht door bedrijfsmatige verhuurders te verlagen naar bijvoorbeeld EUR 1.000 om de beoogde balans voor milieu-investeringen te bewerkstelligen.
  6. De eenmalige schenkingsvrijstelling van € 100.000 roept vele vragen op in de praktijk. De Orde verzoekt de staatssecretaris deze tijdelijke schenkingsvrijstelling nader te verduidelijken, met name op het punt van de samenloop met de vrijstelling van art. 33 onderdeel 5 en 6 SW 1956
  7. Ter zake van de afschaffing van de integratieheffing beveelt de Orde aan een meer flexibele overgangsregeling te treffen teneinde een geleidelijke overgang te bewerkstelligen en stagnering in de vastgoedmarkt zo veel mogelijk te beperken.
  8. De Orde pleit ervoor om de in onderdeel 4.2 van het besluit van 30 september 2013 opgenomen datum van 22 maart 2013 op te rekken naar (ten minste) 30 september 2013.
  9. De Orde meent dat er onvoldoende argumenten bestaan om naast het huidige woonplaatsbegrip in artikel 4 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een zodanige verdeling van de bewijslast in te voeren, waardoor belastingplichtigen zouden moeten bewijzen dat zij nìet in Nederland woonachtig zouden zijn.

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden mr. drs. S.A.W.J. Strik (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. B.E.M. den Boer, mr. S.E. Faber, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, mr. J.B.W. van Hooij, prof. dr. P. Kavelaars, drs. C. Overduin, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. R.H. de Vries en mw. mr. M.C. Sturm (secretaris) met medewerking van NOB-leden mr. P.J. te Boekhorst, drs. T.J. Noordermeer en mr. B.R. Zoetmulder.