U bent hier

NOB commentaar op het voorgestelde Corporate Tax Reform Package van de Europese Commissie van 25 oktober 2016

15 november 2016

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: de Orde) geeft in beginsel enkel commentaar op nationale (wets)voorstellen. Vanwege het belang van het voorgestelde Corporate Tax Reform Package van de Europese Commissie voor het Nederlandse belastingstelsel, heeft de Orde er toch voor gekozen om hier commentaar op te schrijven.

Het Corporate Tax Reform Package bestaat uit een voorstel richtlijn voor: Common Corporate Tax Base (COM(2016) 685 final), Common Consolidated Tax Base (COM(2016) 683 final), Double Taxation Dispute Resolution Mechanisms in de EU (COM(2016) 686 final) en een aanpassing van richtlijn (EU) 2016/1164 betreffende hybrid mismatches met derde landen (COM(2016) 687 final).

SAMENVATTING COMMENTAAR

C(C)CTB
De Europese Commissie heeft in 2011 eerder een voorstel gedaan voor een Common Consolidated Tax Base (CCCTB). Vanuit diverse lidstaten was er veel weerstand tegen dit voorstel. Dit voorstel heeft het toen niet gehaald. Gelet hierop mag verwacht worden dat de politieke discussie in Nederland en andere lidstaten van de Europese Unie zich vooral zal concentreren op de conceptuele aspecten van een CCCTB en de gevolgen voor de Nederlandse economie en het vestigingsklimaat.

Doelstellingen van de C(C)CTB

De CCCTB heeft een aantal doelstellingen, zoals het doen van één aangifte vennootschapsbelasting voor de hele EU (waardoor de administratieve lastendruk voor het internationale bedrijfsleven enorm afneemt), grensoverschrijdende verliesverrekening, vermindering van transfer pricing problemen en het tegengaan van structuren tegen internationale belastingontwijking. Daarnaast wordt een gelijk(er) speelveld gecreëerd doordat alle grote bedrijven over een winstgrondslag worden belast die op uniforme wijze wordt vastgesteld.

CCTB is eerste stap naar CCCTB

Het eerst voorliggende voorstel van de Europese Commissie betreft de Common Corporate Tax Base (CCTB), maar het is duidelijk dat het doel is om te komen tot een CCCTB. Deze tweetrapsraket stelde de EC al in haar actieplan belastingontwijking van 17 juni 2015 voor. De CCCTB heeft een veel grotere impact op de openbare financiën van de lidstaten dan de CCTB, omdat de geconsolideerde grondslag voor de winstbelasting volgens een verdeelsleutel wordt verdeeld over de EU-lidstaten. Die verdeelsleutel gaat uit van traditionele productiefactoren (materiële vaste activa, omzet en werknemers) en leidt door de forfaitaire winstallocatie niet altijd tot het belasten van winst daar waar de waarde wordt gecreëerd. De Orde vraagt zich ten zeerste af of het wenselijk is dat deze benadering afwijkt van de benadering die in OESO-verband is afgesproken, namelijk het (willen) belasten van winst daar waar de waarde wordt gecreëerd.

Vergelijking CCCTB en het huidige Nederlandse stelsel

In het commentaar is een tabel opgenomen waarin op een aantal punten een vergelijking is gemaakt tussen de CCCTB en het huidige Nederlandse stelsel van fiscale winstbepaling.
Uit dit overzicht blijkt dat voor kleinere bedrijven die aan R&D doen (IP ontwikkeling), de CCTB gunstiger is dan de huidige Nederlandse winstbepalingen. Voor grote bedrijven (met hoge winsten uit IP) is het huidige Nederlandse regime (met de innovatiebox) gunstiger.

Ten aanzien van de superaftrek van R&D kosten zal verder nagegaan moeten worden op welke wijze deze zich verhoudt tot de huidige WBSO ten aanzien niet-loonkosten.
Andere in het oog springende verschillen zien met name op de deelnemingsvrijstelling.

Uit de tabel blijkt ook dat er meer politiek ingegeven aftrekbeperkingen in de Nederlandse grondslagbepaling in het CCTB voorstel niet zijn opgenomen, zoals de niet-aftrekbaarheid van de werknemersopties die in Nederland in 2006 is ingevoerd. Dit betekent dat voor bedrijven die verplicht onder de CCTB vallen – dan wel hier voor kiezen – de kosten van werknemersopties weer aftrekbaar worden.

Beperking flexibiliteit en aantasting soevereiniteit

Door nu te kiezen voor een C(C)CTB geven alle lidstaten een deel van hun soevereiniteit ten aanzien van belastingheffing op. Dit beperkt de beleidsvrijheid op het terrein van de winstbelasting en ontneemt lidstaten de mogelijkheden zich te onderscheiden van andere lidstaten. De flexibiliteit in het vaststellen van de grondslag zal verdwijnen, omdat iedere latere wijziging weer moet worden goedgekeurd door alle lidstaten, aangezien op het gebied van belastingen wordt besloten met unanimiteit.

Elke fiscale speelruimte ten aanzien van grote bedrijven voor de nationale wetgever is daarmee verdwenen.

Double Taxation Dispute Resolution Mechanisms

Het voorstel borduurt voort op het bestaande EU-arbitrageverdrag, welk verdrag alleen geldt in het geval sprake is van een verrekenprijscorrectie tussen gelieerde ondernemingen die gevestigd zijn binnen de EU. Op grond van dit verdrag volgt, als de bevoegde autoriteiten in het kader van een onderlinge overlegprocedure niet binnen een termijn van twee jaar tot overeenstemming kunnen komen, een verplichte arbitrageprocedure. Op grond van het voorstel wordt de verplichte arbitrageprocedure uitgebreid tot in beginsel alle gevallen van grensoverschrijdende dubbele heffing van een ‘inkomstenbelasting’ over ondernemingswinsten

Aanpassing van de ATAD voor hybrid mismatches met derde landen

Conceptueel is veel te zeggen voor het tegengaan van hybride mismatches. Hybride mismatches leiden immers vaak tot een relatief lage belastingdruk op bepaalde investeringen door multinationals, dit effect doet zich niet voor bij ondernemingen die in één lidstaat actief zijn. Dit maakt dat er geen gelijk speelveld is tussen ondernemingen die in één of juist in meerdere landen actief zijn. Echter, een lage belastingdruk kan ook worden bereikt door investeringen te financieren en te structureren vanuit landen met een laag nominaal belastingtarief. Door landen met een relatief hoog belastingtarief te verplichten hybride mismatches tegen te gaan, leidt dat tot een voordeel in de strijd om internationale investeringen voor landen met een laag nominaal belastingtarief. Nederland behoort daar niet toe.

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. P.C. van den Brink, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, prof. dr. P. Kavelaars, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, prof. dr. J.L. van de Streek, mr. E.A. Visser, mw. mr. B.E.M. den Boer-Drinkenburg (secretaris wetsuitvoering), mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving) met medewerking van mr. B.R. Zoetmulder (namens de kerngroep Nederland Investeringsland), mr. E.J.A. Bartman, mr. D.G. Barmentlo, mr. F.G. Barnard, mw. mr. drs. R.M. Bos-Schepers, mr. J.C. Brouwer, dr. W. Bruins Slot, mr. drs. S.D. Brunner, mr. M. Buckers, prof. mr. S.C.W. Douma, mr. J.A.R. van Eijsden, prof. mr. F.A. Engelen, mr. B.J.G.L. Jaeger, mevrouw I.M. de Groot LLM, mr. N. de Haan, mr. F.R. Herreveld, mw. mr. J. Kastelein, drs. B.J. Kiekebeld, J.J.A.M. Korving LLM, B.H. Larking, drs. A.C. van der Linde, drs. M. Melzer, mr. J.A. Mook, mw. Mr. W.E. Nent, mr. A. Nolten, mr. H.D. Oosterhoff, mr. W.A. Paardekooper, mr. M. Sanders, mr. drs. R. van Scharrenburg, mr. dr. D.S. Smit, mr. drs. R.W.J. van der Struijk, prof. dr. mr. F.P.G. Pötgens, mr. D.E. van Sprundel, mr. B. Suvaal, mw. mr. J.M. van der Vegt, prof. dr. D.M. Weber en mr. J. van der Zande.