U bent hier
NOB-commentaar op het Pakket Belastingplan 2017
Op Prinsjesdag heeft het kabinet het Pakket Belastingplan 2017 gepresenteerd. De Commissie Wetsvoorstellen van de NOB (hierna: de Orde) constateert dat een gedegen, maar weinig ambitieus pakket is voorgelegd. Het pakket bevat een aantal maatregelen die leiden tot vereenvoudiging, maar ook een aantal die leiden tot toename van de complexiteit. In die zin is het pakket in balans. De Orde had wel graag wat meer ambitie gezien, de voorstellen bevatten namelijk weinig nieuws. Dit komt enerzijds door het nieuwe beleid van de staatssecretaris om belangrijke wetsvoorstellen voor consultatie voor te leggen en anderzijds vermoedelijk door de aankomende verkiezingen.
De Orde is overigens enthousiast en zeer tevreden over de ingezette trend om wetsvoorstellen in conceptvorm aan publiekelijke consultatie te onderwerpen, voordat deze bij de Tweede Kamer worden ingediend. De Orde publiceert haar input op consultatiewetsvoorstellen ook op haar website.
Speerpunten NOB-commentaar
Tariefsopbouw IB 2017 en box 2 / box 3 arbitrage (VBI en APV)
1. De tariefstructuur in de Wet inkomstenbelasting 2001 blijft in 2017 ondoorzichtig, waardoor het toptarief 55,6 procent is in plaats van 52 procent.
2. De maatregelen ter zake van de vrijgestelde beleggingsinstelling (VBI) roepen onduidelijkheden op, de voorgestelde terugwerkende kracht is onnodig en het overgangsrecht is naar de mening van de Orde te beperkt.
3. De maatregelen ter zake van het afgezonderd particulier vermogen (APV) brengen meer onduidelijkheid en daarmee meer discussie met de Belastingdienst door het invoeren van de extra vereiste toerekeningsstop.
Tariefdifferentiatie box 3 voor korte termijn?
4. De per 1 januari 2017 ingaande wetswijziging voor de inkomstenbelasting inzake box 3 verdient naar de mening van de Orde heroverweging. De op Prinsjesdag gepubliceerde voortgangsrapportage maakt naar mening van de Orde duidelijk dat het niet zinvol is om voor een relatief korte periode van twee à drie jaar een gewijzigd systeem te laten gelden voor box 3.
Afschaffing jaarloonuitvraag
5. Als gevolg van de voorgestelde wijziging kunnen correcties over het verleden alleen nog maar via correctieberichten worden ingediend. De inspecteur lijkt de mogelijkheid te worden onthouden om een correctie via een naheffingsaanslag loonheffingen uit te voeren. Dit kan leiden tot administratieve lasten voor belastingplichtigen.
Structureel verhoogde vrijstelling schenkbelasting eigen woning vanaf 2017
6. Het overgangsrecht ter zake van de verhoogde eenmalige vrijstelling voor eigen woning is bijzonder complex. Daardoor ontstaan vanaf 2017 niet te rechtvaardigen verschillen in de omvang van de structurele vrijstelling schenkbelasting eigen woning. De Orde geeft in overweging om de overgangsregeling te vereenvoudigen.
Reparatie arrest HR over BOR bij indirecte aandelenbelangen van minder dan 5 procent
7. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een indirecte deelneming – van minder dan 5 procent – van een holding kwalificeerde als ondernemingsvermogen omdat de activiteiten van de deelneming in het verlengde lagen van de (concern)activiteiten van de holding (vermogensetikettering). De Belastingdienst blijkt deze vermogensetikettering onterecht niet toe te passen, wat volgens de Hoge Raad dus in strijd is met de bedoeling van de wetgever. Met de ‘reparatie’ wetgeving wordt voorgesteld om de wet aan deze praktijk aan te passen.
8. Aan het wetsvoorstel kleven nog meer zwaarwegende technische bezwaren die ook in de vakliteratuur eenstemmig zijn onderkend. Een van deze technische bezwaren komt erop neer dat dit voorstel onderscheid creëert tussen schenken van een onderneming in privé en een onderneming in BV-vorm. Dat zou een onnodige en onwenselijke inbreuk zijn op de rechtsvormneutraliteit van de BOR.
9. De Orde meent dat deze bezwaren meer dan voldoende aanleiding vormen om dit voorstel in te trekken en eventuele alternatieven te onderzoeken.
Wijziging van enkele specifieke renteaftrekbeperkingen
10. De Orde vindt een betrouwbare overheid van het grootste belang voor het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Daarom is zij positief over het respecteren van het overgangsrecht bij artikel 15ad Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb 1969).
11. Voor het vestigingsklimaat is belangrijk dat Nederland zo snel mogelijk duidelijkheid geeft over de toekomstige richting van de renteaftrek in Nederland. De Orde zou het toejuichen als het kabinet, zoals aangegeven in de Memorie van Toelichting, inderdaad zou besluiten om artikel 15ad Wet Vpb 1969 te laten vervallen als de earningsstrippingsmaatregel wordt ingevoerd.
12. Ten aanzien van de wijziging van artikel 10a Wet Vpb 1969 en de introductie van het begrip ‘samenwerkende groep’, maakt de Orde zich ernstig zorgen over de rechtsbescherming. Het begrip krijgt een materiële invulling en dat maakt het bijzonder lastig om de omvang het begrip ‘samenwerkende groep’ te bepalen. De open norm levert een onwenselijke onzekerheid op voor de (overname)praktijk, terwijl het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat juist is gebaat bij duidelijkheid en zekerheid over de aftrekbaarheid van rente.
Aanpassing innovatiebox
13. De Orde is verheugd over het feit dat veel van de punten die in het commentaar bij het consultatiedocument naar voren zijn gebracht, zijn overgenomen in het definitieve wetsvoorstel. Het doel is het zoveel mogelijk toegankelijk houden van de innovatiebox regeling voor een brede groep innovatieve belastingplichtigen. Er is in dat kader nog een aantal onderdelen waardoor in de visie van de Orde de wettelijke regeling verbeterd kan worden. Waaronder een verdere uitbreiding van de kwalificerende immateriële vaste activa en het opnemen van een wettelijke regeling voor het weerlegbare vermoeden. Verder dient de rechtsbescherming ten opzichte van de RVO te worden verbeterd.
Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden mr. M.V. Lambooij (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. P.C. van den Brink, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, drs. R.A. van der Jagt, prof. dr. P. Kavelaars, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, prof. dr. J.L. van de Streek, mr. E.A. Visser, mw. mr. B.E.M. den Boer (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving) met medewerking van NOB-leden mw. mr. F.E. Beijdorff, mr. G.M.R. Blokland, mr. J.M. Bom, mr. M.J.W. van der Geld, mr. N. de Haan, E.P. Hageman LLM, mw. mr. I. Idsinga, mr. M.J. van Iersel, mr. B.J.G.L. Jaeger, mr. R.L.M.C. Janssen, mr. F.R. Herreveld, drs. B.J. Kiekebeld, mr. J.J. Kluft MRE, mr. A.A.W. Langevoord, mw. dr. C.L. van Lindonk, dr. J.H.M. Nieuwenhuizen, mr. dr. E. Nijkeuter, drs. W.J.G. Paardekooper, mw. mr. T.N. Peters van Neijenhof, mr. J.A.P. Rijnen, drs. G.J.W. de Ruiter, mw. mr. M.M.J. Schuurman-van Nifterik, prof. dr. mr. D.S. Smit, prof. dr. F. Sonneveldt, prof. dr. S.A. Stevens, mr. J.J.F. Stormmesand, mr. M.C. van Tol, mw. mr. S.A.M. de Wijkerslooth-Lhoëst, mr. J. van der Zande en mr. C.A.W. Zandvoort-Gerritsen.