U bent hier
Gewijzigd wetsvoorstel Wwft bij Eerste Kamer
18 oktober 2012
Begin juni 2012 heeft de Commissie Beroepszaken commentaar geleverd op het Wetsvoorstel tot Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Dit heeft ertoe geleid dat eind september een Nota van wijziging is ingediend. De Tweede Kamer heeft het gewijzigde wetsvoorstel inmiddels aangenomen. Dit ligt nu bij de Eerste Kamer.
Enkele belangrijke wijzigingen en /of verduidelijkingen ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel tot wijziging van de Wwft zijn:
- Identificatie personenvennootschappen: de instelling kan zich bij het cliëntenonderzoek m.b.t. een personenvennootschap concentreren op personen gelijk te stellen aan UBO’s. Hierbij valt onder meer te denken aan personen die recht hebben op een aandeel van meer dan 25 procent in de winsten van de personenvennootschap of die bij de meer ingrijpende besluiten (buiten het domein van de normale bedrijfsvoering) meer dan 25% van de stemmen kunnen uitoefenen (zie verder het nieuwe artikel 3, lid 4 sub b). Van hen dient de identiteit risk based geverifieerd te worden. In afwijking van het oorspronkelijke wijzigingsvoorstel hoeft de instelling de identiteit van de overige partners en personen bevoegd inzake het normale beheer (in beginsel) niet te verifiëren;
- Beschikken over identificatie- en verificatiegegevens bij doorverwijzing: De minister maakt in de Nota naar aanleiding van het verslag (zie 33 238, nr. 7, pag. 5) duidelijk dat “beschikken” niet betekent dat de identificatie- en verificatiegegevens fysiek overgedragen moeten zijn. Het gaat erom dat de bescheiden “ter beschikking staan”. Hieruit volgt dat de afspraak dat de verwijzende instelling de bescheiden zo nodig overdraagt voldoende is;
- Spoedvoorziening bij doorverwijzing: ingevolge het gewijzigde wetsvoorstel kan ook bij doorverwijzingen in laagrisico gevallen alvast gestart worden met de dienstverlening voordat het cliëntenonderzoek is afgerond (zie het nieuwe artikel 5, lid 1, aanhef);
- Meldplicht: het oorspronkelijke wijzigingsvoorstel introduceerde in artikel 16, lid 4 een meldplicht voor een “beoogde transactie” bij een cliëntenonderzoek dat niet het gewenste resultaat opleverde. Het begrip “beoogde transactie” is weer geschrapt uit het wetsvoorstel. Het thans voorgestelde artikel komt neer op een meldplicht voor een ongebruikelijke transactie bij een “mislukt” cliëntenonderzoek (primair dan wel voortdurend), indien er “indicaties” zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of terrorismefinanciering. In een dergelijk geval dient bij de melding ook te worden aangegeven waarom het cliëntenonderzzoek is mislukt (zie het nieuwe artikel 16, lid 4).
Belangrijk punt is nog het “vaststellen” van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die de cliënt bij de instelling vertegenwoordigt (zie het nieuwe artikel 3, lid 2, onder e en lid 3, onder e en lid 4, onder f). De NOB heeft in haar commentaar nog eens duidelijk gemaakt dat “vaststellen” ook kan door af te gaan op de opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit wordt in de Nota van wijziging niet weersproken.