U bent hier

FIU-Nederland publiceert informatieblad

27 mei 2014

Met dit informatieblad wil de Financial Intelligence Unit – Nederland (FIU-Nederland) de meldplichtige instellingen informeren over de visie van het Openbaar Ministerie ten aanzien van de meldplicht WWFT in relatie tot jurisprudentie van de Hoge Raad over het voorhanden hebben van uit eigen misdrijf afkomstige gelden.

De HR oordeelt in een aantal arresten (zie onder meer Hoge Raad, 8 januari 2013, nr. 11/03164, ECLI:NL:HR:2013:BX6909 en Hoge Raad 28 januari 2014, nr. 11/04914 , ECLI:NL: 2014:174) dat er alleen sprake is van verwerven of voorhanden hebben in de zin van witwassen van uit eigen misdrijf afkomstige gelden als er naast het feitelijke verwerven of voorhanden hebben, gedragingen zijn die (kennelijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp.

Het Openbaar Ministerie en FIU-Nederland zijn van mening dat de betekenis van deze nieuwe jurisprudentie voor de beoordeling of sprake is van de subjectieve indicator (aanleiding om te veronderstellen dat de transactie verband kan houden met witwassen of het financieren van terrorisme) beperkt is. In nagenoeg alle gevallen waarin meldplichtigen met ongebruikelijke transacties worden geconfronteerd zal volgens het Openbaar Ministerie niet alleen sprake zijn van ‘verwerven of voorhanden’ hebben, maar ook van ‘gebruik maken’ (aankoop van vastgoed, auto’s, etc) of andere bestanddelen uit de wettelijke definitie van witwassen  zoals ‘omzetten’ (giraal overboeken), dan wel van verbergings- of verhullingshandelingen als bedoeld in letter a van artikel 420 bis Sr. “Daarbij moet ook nog eens bedacht worden dat het voor een meldplichtige ten tijde van de ongebruikelijke transactie niet goed te beoordelen is of er sprake is van de aanwezigheid van een kwalificatieuitsluitingsgrond waar de verdachte zich in bepaalde omstandigheden op kan beroepen. Men moet melden als zich een transactie voordoet waarbij aanleiding is om te veronderstellen dat ze verband kan houden met witwassen of de financiering van terrorisme. Voor het doen van een melding is het geen criterium of er ook succesvol vervolgd kan worden voor witwassen; die vraag zal pas op basis van een eventueel volgend strafrechtelijk onderzoek beantwoord kunnen worden.”

Ook de beroepsorganisaties concluderen in de Richtsnoeren voor de interpretatie van de WWFT (par. 4.4.1, één na laatste alinea) dat de betreffende jurisprudentie niet relevant is voor de meldplicht. Gezien de bewoordingen van de subjectieve indicator zal ook in de situatie dat de beroepsbeoefenaar aanleiding heeft om te veronderstellen dat sprake is van het voorhanden hebben van uit eigen misdrijf afkomstige gelden, wel sprake zijn van ongebruikelijke transacties.