U bent hier

Enige kanttekeningen bij het initiatiefwetsvoorstel inzake o.a. het vervangen van het box 2-tarief door een progressief tarief (kamerstuknr. 36 128)

09 augustus 2022

Op 7 juni 2022 is het initiatiefwetsvoorstel inzake o.a. het vervangen van het box 2-tarief door een progressief tarief (kamerstuknr. 36 128) gepubliceerd. Dit wetsvoorstel beoogt het globale evenwicht, dat bij de invoering van het boxenstelsel in 2001 beoogd werd, te herstellen. Daartoe wordt een verlaging van het basistarief in box 2 van 26,9% naar 26% voorgesteld. Dit tarief van 26% gaat gelden voor inkomsten uit aanmerkelijk belang tot circa € 60.000. Daarnaast wordt een tweede schijf geïntroduceerd voor alle box 2-inkomsten boven € 60.000, met een tarief van 40,59%. In combinatie met de thans geldende vennootschapsbelastingtarieven sluiten deze tarieven aan op de tarieven in box 1 van 37,07% en 49,50%. We plaatsen enkele kanttekeningen bij dit voorstel en vergelijken diverse alternatieven.

We merken allereerst op dat met de term globaal evenwicht - anders dan in het initiatiefwetsvoorstel - altijd is gerefereerd aan een min of meer gelijke belastingdruk tussen de IB-ondernemer en de aanmerkelijkbelanghouder (dga) en dus niet tussen de loontrekkende (werknemer) en de dga.

De volgende alternatieven worden door ons vergeleken.

Alternatief A:
De huidige situatie zoals die zal gelden van 1 januari 2023. Dit houdt in een Vpb-opstaptarief van 15% tot een winst van € 200.000.

Alternatief B:
Het initiatiefwetsvoorstel.

Alternatief C:    
Eén vast Vpb-tarief van 25,8% met een laag en hoog box 2-tarief dat leidt tot een gelijke gecombineerde belastingdruk als van toepassing is op box 1-inkomen.

Alternatief D:   
Als alternatief C, echter hierbij wordt een gelijke belastingdruk met de IB-ondernemer in box 1 nagestreefd.

  • Omdat het initiatiefwetsvoorstel er vanuit gaat dat de winst met uitsluitend het opstaptarief van 15% wordt belast, worden winsten die tegen het reguliere Vpb-tarief van 25,8% worden belast, geconfronteerd met een gecombineerd effectief tarief van 55,92%. Dit is ruim 6 procentpunten meer dan het toptarief van 49,50% dat geldt voor box 1-inkomen.
  • Indien het Vpb-opstaptarief van 15% zou worden afgeschaft, dan wordt een globaal evenwicht met box 1-inkomen gerealiseerd bij een laag box 2-tarief van 15,19% dat van toepassing is tot € 51.494 en een hoog tarief in box 2 van 31,94% (alternatief C).
  • Indien een min of meer gelijke belastingdruk met de IB-ondernemer wordt nagestreefd, en er dus een discount op het IB-tarief in de eerste en tweede schijf wordt toegepast van 5,19% (dat is 14% mkb-winstvrijstelling vermenigvuldigd met het tarief van 37,07% uit de eerste schijf van box 1), dan bedraagt het lage box 2-tarief 8,19% en het hoge tarief 24,95% (alternatief D).

De verschillende alternatieven kunnen als volgt grafisch worden weergegeven: 

 

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden Robert van der Jagt (voorzitter), Arco Bobeldijk, Matthijs Broekhuizen, Sebastiaan de Buck, Wiebe Dijkstra, Jeroen Elink Schuurman, Michael van Gijlswijk, Edwin Heithuis, Martijn Jonkers, Reinout Kok, Netty van Kreveld, Corina van Lindonk, Madeleine Merkx, Jan Nieuwenhuizen, Cor Overduin, Michel Ruijschop, Jeroen van Strien, Max Velthoven, Edwin Visser, Luc van der Voort, David van Wordragen, Pjotr Anthoni (secretaris wetgeving) en Ruben van der Wilt (secretaris wetsuitvoering).