U bent hier

Bescherming tegen vervolging voor witwassen bij vrijwillige inkeer

06 april 2009

Vorig jaar oordeelde de Hoge Raad (HR 7 oktober 2008, nr. 03511/06, LJN: BD2774) dat belastingfraude voor het deel van de verzwegen inkomsten witwassen oplevert. De inkeerbepalingen in de AWR hebben tot gevolg dat belastingplichtigen die vrijwillig tot inkeer komen weliswaar niet vervolgd kunnen worden voor belastingontduiking, maar deze bepalingen beschermen niet tegen een vervolging terzake van witwassen. Eind vorig jaar stelden de kamerleden Teeven en Remkes al vragen over dit hiaat in de rechtsbescherming van inkeerders. Staatssecretaris Albayrak van Justitie antwoordde toen, dat vrijwillige inkeerders, in die gevallen dat de belastingontduiking betrekking heeft op verzwegen legale inkomsten, geen vervolging terzake van witwassen hoeven te vrezen, omdat de Belastingdienst in dergelijke gevallen het Openbaar Ministerie niet inlicht. Naar de mening van de NOB voldeed dit antwoord niet voor de praktijk, omdat het geen enkele vorm van rechtsbescherming geeft aan de betrokkenen als het OM toch zou gaan vervolgen. De Commissie Beroepszaken van de NOB heeft daarop contact gezocht met de betreffende kamerleden en hen nadere vragen gesuggereerd, die zij ook hebben gesteld.
 
Onlangs antwoordde de Minister van Justitie op deze vragen dat hij  het College van Procureurs-Generaal zal verzoeken een aanwijzing als bedoeld in artikel 130, lid 4,Wet RO te geven, inhoudende dat geen vervolging terzake van witwassen dient te worden ingesteld, indien sprake is van een juiste en tijdige vrijwillige verbetering in de zin van artikel 67n en/of artikel 69, derde lid, AWR, ter zake van verzwegen legale inkomsten, ongeacht de wijze waarop het Openbaar Ministerie daarvan kennis krijgt. Alhoewel wetswijziging de voorkeur heeft, meent de Commissie Beroepszaken dat een dergelijke aanwijzing aanvaardbare rechtsbescherming geeft tegen vervolging wegens witwassen in het geval van inkeer bij een zuiver belastingdelict.